Recensie: Sverker Johansson – De oorsprong van taal; waar, wanneer en waarom de mens begon met praten
Het wonder van de taal
In de nieuwe canon voor het geschiedenis-onderwijs is het skelet van een vrouw te zien, 5500 v.Chr., Trijntje, jager-verzamelaar. Het is wel zeker dat Trijntje beschikte over taalvermogen, vergelijkbaar met dat van ons nu. Homo sapiens kon honderdduizend jaar geleden al spreken. Daarmee vergeleken is Trijntje een tijdgenoot. Maar hoe oud is de oudste taal? Sverker Johansson betoogt met goede argumenten dat er meer dan een miljoen jaar geleden al een oertaal was. Zijn boek over de oorsprong van taal geeft antwoord op de vragen waar, wanneer en waarom de mens begon met praten. Antwoorden voor zo ver dat mogelijk is, want we weten heel veel niet.
Hoe is het mogelijk dat een kind heel snel welke taal dan ook leert spreken?
Hoe is het mogelijk dat een kind van vier jaar begrijpt wat jij denkt en een kind van twee niet? Wat is er gebeurd?
Hoe is het mogelijk dat je een zin kunt maken, die lijkt op de zin van een vrouw uit Scheveningen, maar die niet gaat over haring of een andere vis, die gevangen is op de Noordzee of elders waar platvis op de bodem leeft van allerlei voedsel dat ruim voorradig is, alsof er een luilekkerland voor vissen bestaat, die zich alleen maar hoeven in te graven en vrijwel onzichtbaar met één oog de omgeving in de gaten houden, terwijl ze hun zuurstof uit het water halen, dat etc. etc. ?
Een meisje wordt als dertienjarige bevrijd uit een opsluiting. Ze heeft wel voedsel gekregen van haar ouders (vreemde mensen, ja) maar geen taal. Ze blijkt niet te kunnen spreken en ze leert het later ook nooit meer helemaal goed. Er is dus een gevoelige periode voor het aanleren van taal.
Een poesje dat niet leert van de moederpoes zich te wassen, zal het later ook niet kunnen leren.
De hersenen van chimpansees kunnen in principe taal verwerken, maar de dieren kunnen geen gesprek voeren zoals mensen. Wat is het verschil tussen hersenen die een taal kunnen verwerken en hersenen die dat niet kunnen? Wetenschappers weten het niet. Toch schrijft Sverker Johansson zijn boek onder de titel De oorsprong van taal. Waar, wanneer en waarom de mens begon te praten. Volgens Haeckel was de ontogenese een recapitulatie van de filogenese, dat wil zeggen dat een individu de ontwikkeling van de soort in versneld tempo volgt. Laten we dus kijken hoe de taal zich ontwikkelt bij een kind. Het oefent de klanken die het hoort: ‘mamma’. Het begrijpt op een gegeven moment dat het iets kan vragen: ‘mamma koek’. Het zal aanvankelijk de dingen een naam geven en het plaatst zelfstandige naamwoorden op een rij: ‘koek, tafel’. Al gauw komen de werkwoorden: ‘zelf lopen’.
De filosoof W.V.Quine introduceerde het begrip ‘gavagai’. Als een konijn langs huppelt en een taalgebruiker zegt ‘gavagai’, hoe weet je dan of hij het konijn bedoelt of ‘laten we op jacht gaan’? De oplossing is aandacht. De luisteraar kijkt naar de spreker en beoordeelt zijn referenties. In het algemeen zal een kind er van uitgaan dat in eerste instantie hier het konijn wordt bedoeld. Later zal het verder gaande referenties kunnen begrijpen. Er is natuurlijk een enorm verschil met oermensen: het kind leert de taal van zijn ouders door nabootsing. Het wordt ook gecorrigeerd, zodat het de juiste grammatica leert. Maar hoe was dat bij de oermens? Een groep jagers stuurt een verkenner uit. Als die terugkomt met de mededeling dat op een half uur lopen een gewonde neushoorn ligt, wijst hij en maakt gebaren die betekenen hoe ver het is. Dat kunnen bijen ook met hun dans, maar deze man doet meer. Misschien wordt een klankgroep gebruikt voor het begrip ‘vlees’. Hoe veel duizenden jaren waren nodig om de taal te laten evolueren tot een compleet systeem?
Sverker Johansson legt geduldig uit wat er allemaal moet gebeuren in de evolutie voor er woorden kunnen worden gebruikt, voor er een grammatica ontstaat. Welke biologische verschillen tussen apen en mensen zijn er? Waarom kunnen apen niet praten? Ze hebben wel begrippen. Ze kunnen vooruit zien en denken over wat niet in de buurt is, of wat voorbij is. Ze kunnen klanken maken om elkaar te waarschuwen. Experimenten hebben aangetoond dat apen tientallen woorden kunnen verstaan, maar ze geven dat begrip niet door aan hun kroost. Waarom voeren ze geen gesprek met elkaar? Johansson maakt het duidelijk. Het heeft te maken met ingewikkelde vormen van samenwerking, met onderlinge hulpvaardigheid, met kraamzorg. Het geboortekanaal veranderde in de loop van de evolutie omdat de mens rechtop ging lopen. Het hoofdje van de baby werd groter. Een aap heeft een wijder geboortekanaal en langere armen die het kind naar buiten kunnen trekken. Daardoor moesten vrouwen elkaar helpen bij de geboorte van een kind.
Er zijn verschillende grammaticaparadigma’s. Eén ervan is de generatieve van Noam Chomsky. Hij zegt dat grammatica bestaat uit een set regels die bepaalt hoe grammaticale zinnen kunnen worden gegenereerd. Die grammatica is aangeboren en is in de loop van de evolutie plotseling ontstaan. Johansson gelooft er niks van. Steeds komt hij in zijn boek terug op de afwijzing van Chomsky’s ideeën. Dan is er de connectionistische grammatica, waarin regels geen rol spelen. Het menselijke denk- en taalvermogen is gebaseerd op neurale netwerken. Of dit een goede, zinvolle manier is om de menselijke taal te kunnen beschrijven, wordt door veel taalkundigen betwijfeld. De functionalistische grammatica beleefde na de overheersing van de generatieve grammatica een renaissance. Het gaat hierbij over de functie van de taal als communicatiemiddel. Een belangrijk begrip is ‘puzzelcommunicatie’, waarbij het gaat om het coderen en decoderen van de taaluitingen, maar ook om het actief gebruiken van ons algemene denkvermogen.
Johansson behandelt al deze kennis op een zo eenvoudig mogelijke manier. Een geïnteresseerde leek, die geen taal heeft gestudeerd, kan er essentiële informatie uit halen. Zijn boek doet wat het belooft: kennis overbrengen over het wonder van de taal, voor zover wij daar nu inzicht in hebben. Hij maakt ook duidelijk dat we heel veel nog niet weten, vooral over de werking van onze hersenen.
Remco Ekkers
Sverker Johansson – De oorsprong van taal; waar, wanneer en waarom de mens begon met praten. Vertaling uit het Zweeds door Lucy Pijttersen en Marit Kramer. Meulenhoff, Amsterdam. 409 blz. € 26,99.