Recensie: Emiliano Monge – Het verschroeide land
De negen cirkels van de hel
Emiliano Monge (1978) schrijft niet voor doetjes. In 2017 bespraken we hier al De rauwe hemel, een ijzersterke, maar bikkelharde roman. In zijn opvolger Het verschroeide land – nomen est omen – doet Monge er nog een schepje bovenop. Liefhebbers van romantische latinokitsch, magisch realisme uit de oude doos en folkloristische tuttigheid kunnen zich onthouden. Monge drukt zijn lezers graag met de neus op de feiten, en die zijn nu eenmaal niet zo rooskleurig.
In zijn dankwoord vermeldt Monge een aantal mensenrechtenorganisaties en wijst hij erop dat hij een aantal uitspraken rechtstreeks heeft overgenomen van Midden-Amerikaanse migranten die de tocht naar het beloofde land, de Verenigde Staten dus, probeerden te maken. Geen moordenaars en verkrachters die met een muur moeten worden tegengehouden, maar mensen die zelf op de vlucht slaan voor geweld en schrijnende armoede. Alleen geluksvogels halen hun einddoel, de meeste worden onderschept door de grenspolitie, of nog erger: door Mexicaanse mensenhandelaars.
Het is een onderbelicht probleem, maar de georganiseerde misdaad heeft in Monge’s thuisland naast de florissante drugshandel nog een zeer lucratieve nevenactiviteit ontdekt: de karavanen van gelukszoekers uit buurlanden als El Salvador kunnen zeer gemakkelijk worden overvallen. Wat de slachtoffers van mensenhandelaren moeten ondergaan, tart alle verbeelding: afpersingen, verkrachtingen, gruwelijke moorden. Geen haan die naar hen kraait, want wie geen papieren heeft, wordt ook niet door de wet beschermd.
In Monge’s roman volgen we Epitafio en Estela, twee bendeleden die opgroeiden in het weeshuis van de malafide pater Nicho en al van jongs af aan werden misbruikt en mishandeld. Want ook dat is een constante in dit complexe verhaal: slachtoffers van het systeem worden dikwijls later daders. Mensen die geacht worden de bevolking te beschermen – geestelijken, militairen, politieagenten, politici – knijpen niet alleen een oogje toe, maar pikken zelfs een graantje mee van de uitbuiting. Het sprankeltje hoop dat de heimelijk verliefde Epitafio en Estela samen koesteren – een normaal gezinsleven opbouwen, weg van de ellende – is geen lang leven beschoren.
Ook Mausoleo, een van de slachtoffers die wordt ‘uitverkoren’ om zich te ontpoppen tot dader, moet meedraaien in het systeem van ontmenselijking van ‘de wezens wier God doof is voor smeekbeden’. Elke vorm van empathie of medeleven moet hij afleren:
Wat krijgen we nou… waar denk je dat je… haal die handen van je… doe nu meteen je ogen open! roept Epitafio woedend uit, maar de grote vent luistert niet: het lijden van de wezens die afkomstig zijn uit andere vaderlanden schokt hem en doet elke spier in zijn lichaam verslappen. Godverdomme! schreeuwt Epitafio, maar Mausoleo is onbereikbaar: de reus deinst nog twee stappen terug, wankelt, zakt op zijn knieën en begint over te geven zonder zijn ogen te openen of zijn handen van zijn oren te halen.
Hoopvol is Monge’s danteske spektakel niet bepaald, en hij strooit zelfs hier en daar met citaten uit of verwijzingen naar De goddelijke komedie. Zo heet pater Nicho’s weeshuis cynisch ‘het paradijs’, wordt er overnacht in ‘het vagevuur’ en ontleent de plek waar de migranten worden samengedreven zijn naam aan de hel. Voor de liefhebbers van klassieke mythen en verhalen vallen er ook links en rechts wat easter eggs te rapen. Zo speelt Monge graag met homerisch aandoende epitheta of knipoogt hij naar de Griekse mythologie – er is een personage dat haar ogen uitsteekt, naar het voorbeeld van Oedipus, er is een truck die ‘Minos’ heet en er verkeert een zienerachtige figuur in het gezelschap van de slachtoffers, de Kwakzalver, die hun de hand leest en een betere toekomst voorspiegelt. Zo benadrukt Monge naast de actualiteit van zijn verhaal ook de tijdloosheid ervan. Het vergt natuurlijk wel wat literaire bagage en ervaring van de lezer om Monge’s intertekstuele spel te volgen, al is het niet per se noodzakelijk om al die verwijzingen op te merken.
Een happy end is vanzelfsprekend uitgesloten, en als de tot daders verworden slachtoffers Epitafio en Estela op het einde weer slachtoffers worden, is de cirkel rond. U merkt het al: voor gezellige feelgoodboeken moet u niet bij Monge zijn, maar als u een van de interessantste Latijns-Amerikaanse schrijvers wilt leren kennen, bent u aan het goede adres. We rekenen hem dan ook tot de top van zijn generatie, naast onder andere Eduardo Halfon, Juan Gabriel Vásquez en Rodrigo Blanco Calderón.
Daan Pieters
Emiliano Monge – Het verschroeide land. Uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 366 blz. € 24,99.