Recensie: Klaas van Berkel – Een en al illusies
Cultuurpessimisten zijn illusionisten
‘Wat is cultuurgeschiedenis trouwens anders dan de geschiedenis van illusies?’ Met die stelling in vraagvorm opent de bundel essays Een en al illusies van de Groningse hoogleraar geschiedenis Klaas van Berkel. Veel van zijn publicaties gaan over wetenschapshistorische onderwerpen; zijn bekendste boek is zijn biografie van E.J. Dijksterhuis, auteur van De mechanisering van het wereldbeeld. Een van de essays in deze bundel is eveneens aan Dijksterhuis gewijd.
Nadenken over cultuur is jezelf daar een voorstelling van maken en zo’n voorstelling is per definitie imaginair. Dat komt pregnant naar voren als het gaat om cultuurpessimisme, het thema van drie essays. Dat over J. Huizinga en P.J. Bouma begint met ook een prikkelende stelling: ‘Cultuurpessimisme bestaat niet, en voor zover het bestaat is het niet gemeend, en voor zover het gemeend is wordt het niet geuit.’
Geen cultuurpessimist of hij laat de mogelijkheid open voor een wending ten goede. Wat hem toch ook tot een optimist maakt. Daarom wenste Huizinga niet een cultuurpessimist genoemd te worden, hoe donker hij de schaduwen ook schilderde in diens In de schaduwen van morgen. En iemand als Spengler dan, wiens Ondergang van het Avondland een eeuw na verschijning heden ineens weer gretig aftrek vindt? Zijn cultuurpessimisme was van het sterkste soort: onze cultuur gaat onafwendbaar te gronde. Maar Spengler ging uit van de illusie van volkomen gedetermineerdheid: culturen komen op en gaan ten onder, gehoorzamend aan een wet waar
geen mens invloed op heeft. Kun je dan nog wel spreken van cultuurpessimisme?
Een en al illusies bevat een deel met vier biografische essays, waarin Van Berkel zijn sympathie niet onder stoelen of banken steekt, over respectievelijk de historici Schulte-Nordholt, Waterbolk, Van Deursen en Bergsma. Maar ook in het middendeel, Kennis en wetenschap, zijn enkele essays opgenomen met biografische trekken. Zoals dat over Isaac Beeckman (1588-1637), wiens ideeën een inspiratiebron voor Descartes zijn geweest. Beeckman meende in hem een vriend te hebben herkend, maar dat bleek een illusie, want Descartes verzweeg ook maar iets aan Beeckman te hebben ontleend. Of over de 18e-eeuwse ‘vernufteling’ Cornelis Meijer, die naar Rome ging en de Tiber temde, maar met zijn plan om de Pontijnse moerassen droog te leggen wegzonk in dat van het Vaticaan.
Hans van der Heijde
Klaas van Berkel – Een en al illusies. Prometheus, Amsterdam. 316 blz. € 24,99.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 20 maart 2020.