Nieuws: Stichting wil gedicht van J.J.A. Goeverneur in de Goeverneurstraat en zoekt donateurs
Het is altijd fijn dat mensen weten naar wie de straat waar ze in wonen genoemd is. Nog mooier is het als je in een straat van een dichter woont en je kennis kunt maken met een gedicht van die schrijver. Stichting Straatpoëzie Groningen wil het gedicht ‘De oude vrijer’ willen we aanbrengen op de hoek van de Goeverneurstraat en de Meeuwerderweg in Groningen, op het pand van supermarkt Coop. De letters van het gedicht worden gefreesd uit een plaat condensstaal. Het ontwerp is van Ruurd de Boer.
Laat Goeverneur thuiskomen in de Goeverneurstraat!
‘In een groen, groen, groen, groen knollen-, knollenland’. En ‘Toen onze mop een mopje was’. Deze nog altijd bekende kinderversjes zijn geschreven door de dichter, schrijver en vertaler J.J.A. Goeverneur (1809-1889), die het grootste deel van zijn leven in de stad Groningen heeft gewoond. Nu herinnert in de stad alleen nog een straatnaam aan hem. In deze straat wil Stichting Straatpoëzie Groningen zijn gedicht ‘De oude vrijer’ aanbrengen.
Wie was J.J.A. Goeverneur?
Johan Jacobus Antonie (Jan) werd in 1809 geboren in Hoevelaken alwaar zijn vader predikant was. In 1816 verhuisde hij naar Groningen. Hier ging hij theologie studeren. Met een aantal medestudenten richtte hij de Groninger Studenten Almanak op. Voor dit blad schreef hij vele bijdragen onder de naam Jan de Rijmer.Goeverneur werd bekend als schrijver en vertaler. Hij vertaalde onder andere ‘De Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen’ (1858). Voor studentencorps Vindicat Atque Polit schreef hij het plechtige ´Zwaardlied´, dat nog steeds wordt gezongen. Van 1843 tot 1879 was hij redacteur van het familieblad ‘De Huisvriend’.
Goeverneur bleef zijn gehele leven vrijgezel en woonde op meerdere adressen in de stad Groningen. Hier overleed hij op 18 maart 1889.
De oude vrijer
Aan het eind van zijn leven schreef de verstokte vrijgezel ´De oude vrijer´, waarin hij zijn eenzame bestaan beschrijft. Ondanks zijn literaire successen leefde hij in armoedige omstandigheden, als onderhuurder in een kamertje. Het schrijfwerk werd slecht betaald en de jenever was duur.De oude vrijer
Op de eenzame heide
Een slingerend riet;
Een boom zonder vruchten,
Dien niemand aanziet:Zoo sta ik in ’t leven,
Na ‘t wijken der jeugd,
Verlaten, verstoken
Van blijheid en vreugd.En als ik naar huis kom,
Daar wacht mij geen groet;
Ik vind mijne kamer
Leêg als mijn gemoed.En trek ik de stad uit,
Geen mensch klaagt daarom,
Dan hoogstens mijn hospes…
Ik vat wel waarom.Na zijn dood werd hij begraven op de Zuiderbegraafplaats. In de Oosterpoortwijk werd een straat naar hem genoemd. Hoewel een deel van zijn werk nog bekend is, vooral de kinderversjes, lijkt de dichter vergeten.
Op deze site kun je doneren.