Gedicht: Maria de Groot – ‘De gondelier’
DE GONDELIER
De zwarte gondel en de gondelier
in zuiver zwart. Alleen een witte kraag
prijkt rond zijn hals: hoe die het masker schraagt
waaruit een snavelneus als van een gier.
Waardig beweegt hij over de rivier,
de eenzame, het schip een sarcofaag
waarin de dood de leegte ondervraagt:
wie is het die vandaag moet sterven hier?
De dag. Hij wordt in koepels opgebaard,
zijn lichaam door de goudglans van de zon
gekust met liefde ongeëvenaard –
totdat het donkert zoals het begon.
Onverstoorbaar over het water vaart
de gondelier die alle tijd vergaart.
Maria de Groot
In het najaar verschijnt van Maria de Groot (Wormer, 1937) eindelijk een nieuwe dichtbundel: Venetiaanse gedichten bij Uitgeverij kleine Uil.
(De foto boven het gedicht komt van Flickr/The Library of Congress.
Geinspireerd door het mooie gedicht van Maria de Groot wil ik graag met haar en andere lezers mijn venetiaanse gedicht delen.
San Michele.
De motoscafi gromt
om langszij te komen.
Er wordt een touw geslagen.
om de bolder.
Cimetero, cimetero!
roept de bootsman.
Op hun zondagse best
met bloemen in de hand
zwermen ze uit
tussen de cypressen door.
Het water van de lagune
klotst aan de muren.
Eens meerden hier
begrafenisgondels af.
Ook de dood is maar
een schouwspel.