Recensie: Christine Lavant – Het kind
Moederziel alleen in de kliniek
Soms staat in ziekenhuizen en klinieken nog wel eens een oude houten vitrine met buitenmaatse medische instrumenten uit het verleden om ons er fijntjes aan te herinneren dat er door de jaren heen vooruitgang is geboekt. Je denkt er gemakkelijk lange bleke gangen met intimiderende geuren en naargeestige echo’s bij. Achter de deuren bevonden zich de niet tegen te spreken ‘geneesheren’, die over hun patiënten konden beschikken zonder veel acht te slaan op hun angsten en gevoelens. De Oostenrijkse schrijver en dichter Christine Lavant begint haar novelle Het kind uit 1948 in zo’n gang. Ze kende ze van nabij als ziekelijk kind uit een straatarme familie.
Lavant, een naar haar geboorteplaats in Karinthië genoemd pseudoniem van Christine Habernig-Thonhauser, leed al op jonge leeftijd aan door de armoedige omstandigheden veroorzaakte kwalen, waaronder scrofulose, een ernstige ontsteking van de halsklieren, die ook huid en ogen aantast. Ze werd er aan het begin van de vorige eeuw voor in een oogkliniek in Klagenfurt opgenomen. Zo’n plek met van die angstaanjagende gangen, zalen en geneesheren met ‘glazen ogen’, die ze als gevolg van haar slechte zicht nauwelijks kon zien, maar des te beter kon ervaren. Het bestaan daar inspireerde haar tot deze novelle, het eerste werk dat van deze herontdekte schrijfster in het Nederlands verschijnt.
Lavant is in de eerste plaats dichter, maar ook haar proza krijgt nu nieuwe aandacht. Uitgeverij Vleugels gaf recentelijk ook de eveneens autobiografische Aufzeichnungen aus dem Irrenhaus uit onder de Nederlandse titel Aantekeningen uit het gesticht in een vertaling van Ria van Hengel, die ook tekende voor Het kind. Wat in deze laatstgenoemde novelle vooral tot de verbeelding spreekt is naast de angst de enorme eenzaamheid van het meisje, dat nooit bezoek krijgt van haar ouders, omdat ze geen geld hebben voor de reis, en zelfs onder lotgenootjes geen steun of solidariteit vindt.
De deur is toch al nooit op slot en nergens is een mens te bekennen en alles is helemaal stil. De vogel zou best een beetje mogen zingen, al was het maar in zijn droom, maar hij zal wel te diep slapen. Ergens brandt nog licht, en de maan is er ook, en als je een schietgebedje bidt, hoef je nergens bang voor te zijn. ‘Lief hart van Jezus, red ons toch!’ – Zo’n schietgebedje duwt waarschijnlijk alle kwaad weg.
Dat God de gang zo lang heeft gemaakt! Waarschijnlijk is de eeuwigheid ’s nachts nog groter dan overdag, want dan moet er ook plaats zijn voor alle geesten.
Lieve God, maak de sterke engel wakker! Een klein beetje maar. Daarna kan hij weer gaan slapen, en misschien heb ik hem nooit van mijn leven meer nodig, omdat ik immers het klooster in ga.
Maar de engel slaapt waarschijnlijk veel te diep, of misschien slaapt ook God en horen ze geen van beiden iets.
De positie van het kind is heel anders dan van Liselotte, die uit meer welgestelde kringen komt en van die betere uitgangspositie in de kliniek meteen gebruik maakt. De maatschappij in een notendop.
Het arme meisje draagt slecht passende ziekenhuiskleding, waardoor ze neerbuigend voor ‘opoe’ wordt uitgemaakt en haar hoofd is permanent omzwachteld, behalve als ze agressieve medicatie in haar ogen gespoten krijgt of behandeld wordt met de vroegste röntgenapparatuur, hier opgevoerd als ‘de wonderlamp’. Het zijn allemaal riskante methoden, die haar deels vooruit helpen, maar ook ingrijpende en uiterst pijnlijke neveneffecten hebben.
De buitenwereld is voor haar daarmee vrijwel onvoorstelbaar geworden, wat haar met grote hardnekkigheid doet besluiten zich op haar geloof te richten, al komt daarmee ook de twijfel binnen sluipen. Als God bestaat, hoe moet ze dan haar vreselijke lot verklaren? Het lijkt het begin van de depressies die haar op latere leeftijd teisteren.
De kinderlijk naïeve toon waarop het kind de wereld beschrijft, haar hoop gericht op God, de vogels en de maan, en geïntimideerd door de schelle stem van zuster Schelli, maakt deze novelle tot een heel invoelbare schreeuw van wanhoop. En in onze eenentwintigste eeuw tot een manier om iets te begrijpen van hoe het er aan toe ging in tijden toen de plompe medische instrumenten uit de oude vitrine nog heel gangbaar waren.
André Keikes
Christine Lavant – Het kind. Vertaald uit het Duits door Ria van Hengel. Vleugels, Bleiswijk. 64 blz. € 21,80.