Recensie: Agnita de Ranitz – Kom Atir kom
Voetreis naar Parijs met een gedisproportioneerd dier
Voor de historische roman Kom Atir kom is Agnita de Ranitz (1952) bijna tweehonderd jaar teruggegaan in de tijd en heeft ze honderden kilometers gereisd om in de voetsporen van een giraffe met de naam Zarafa te treden.
In 1825 besluit Mehmet Ali Pasha, Pasja van het Ottomaanse Egypte, om de Franse Koning Karel X als diplomatiek geschenk een jonge giraffe te sturen, ter aansporing om de Franse steun aan Griekenland te staken. Zarafa is één van de twee giraffen die hij dat jaar naar Europese staatshoofden stuurt. Daartoe wordt er een schip geprepareerd door een gat in het dek te maken, zodat de lange giraffennek daar doorheen kan steken. Daar de giraffe vijfentwintig liter melk per dag nodig heeft, gaan er twee koeien mee. Ook een antilope, een paar mouflons en twee doorgewinterde verzorgers – de jonge, vrijgekochte Soedanese slaaf Atir en Hassan, een bedoeïen uit de woestijn – zullen meereizen. Op 30 september 1826 varen ze de haven van Alexandrië uit om ongeveer een maand later voet aan wal te zetten in Marseille, waar het gezelschap met Zarafa de winter doorbrengt.
In Parijs krijgt natuuronderzoeker en zoöloog Étienne Geoffroy Saint-Hilaire (15 april 1772 – 19 juni 1844) het nieuws te horen en wordt hem, uit hoofde van zijn functie als directeur van de Ménagerie du Jardin des Plantes (dierentuin Parijs. m.n.), gevraagd om de voetreis te begeleiden. Met zijn 55-jarige leeftijd en zijn reumatische klachten geen peulenschil, maar zijn besluit staat vast; hij gaat! Op weg naar het zuiden maakt hij zich zorgen over het koude, regenachtige weer.
Stel dat de giraffe tijdens de reis kou vat. Daar moet ik niet aan denken. Het is wellicht verstandig een regenjas met capuchon te laten maken. Op maat natuurlijk! Van dat nieuwerwetse, gegomde doek. (Mackintosh, de waterdichte stof die in 1824 voor het eerst op de markt kwam. m.n.) Het zal geen sinecure zijn zoiets te vervaardigen, maar de prefect weet vast en zeker wel een bekwame kleermaker in de stad.
Beide personages komen in korte hoofdstukken aan het woord. Omdat Saint-Hilaire een gerenommeerd en bestaand persoon was, heeft De Ranitz kunnen putten uit de informatie die er over hem bekend is. Dit personage is door de auteur overtuigend uitgewerkt. Bij de uittekenen van de andere personages heeft ze haar fantasie kunnen gebruiken, rekening houdend met hun karakteristieken. Zo is Saint-Hilaire bijvoorbeeld uiterst content met de regenjas en de in Lyon gemaakte schoenen voor Zarafa en vindt Atir het maar belachelijke dingen, waar hij zich voor schaamt. ‘Ze moesten het in Soedan eens weten’.
Onderweg heeft Saint-Hilaire flink te kampen met zijn reuma. Uit pure wanhoop dat hij de reis niet zal kunnen volbrengen, gaat hij het bos in op zoek naar mierenzuur, in de hoop zijn pijnklachten ermee te verzachten. Atir volgt hem bezorgd en kijkt verbijsterd toe.
Langzaam stroop ik mijn broek af en trap mijn voeten uit de pijpen. […] dan kijk ik naar mijn onderbroek. Wat zal ik doen? Aanhouden of uitdoen? Mijn hart klopt in mijn keel. Ik kijk om me heen en laat hem afglijden. Even blijf ik besluiteloos staan en sla een kruis. Een frisse wind waait langs mijn geslachtsorgaan.
Van schrik sla ik mijn hand voor mijn mond. […] Zijn benen zijn zo wit als de ivoren slagtand van een olifant! Wie had dat kunnen denken!
Plots schiet hij naar voren, recht door een groep hoge planten die tot ruim boven zijn knieën komen. […] Dan laat hij zich neervallen en rolt met zijn lijf door het groen. Maar dat zijn die vreselijke prikplanten. Brandende netels zoals Youssef die noemt!
Tweeënveertig dagen heeft het gezelschap erover gedaan om de 880 km af te leggen. De eerste giraffe op Franse bodem bleek een spektakel en de bevolking liep massaal uit. De middenstand haakte handig in op de ‘giraffenhype’. Coiffeurs ontwikkelden zelfs een ‘giraffencoupe’. Ondanks dat het monstrueuze dier als angstaanjagend werd beschouwd, was de bevolking zeer geïnteresseerd. Nog altijd zijn er op de route aanwijzingen te vinden die bewijzen dat de giraffe daar is gepasseerd.
Bij aankomst in Parijs is de giraffe door de koning in ontvangst genomen en heeft haar onderkomen gevonden in de dierentuin van Saint-Hilaire, waar ze een kassucces bleek. Frankrijk liep uit om haar te bewonderen. Toen ze op 21-jarige leeftijd overleed, is ze opgezet tentoongesteld in Musée d´Histoire Naturelle te Parijs waar ze later, door plaatsgebrek, ruimte moest maken en in de vergetelheid is geraakt, totdat een conservator van Musée d´Histoire Naturelle te La Rochelle bekend maakte dat ze zich vermoedelijk daar bevond. De vlekken op haar huid komen overeen met die op het schilderij dat Nicolas Huet van haar heeft gemaakt, maar het is niet duidelijk of deze tijdens het opzetten zijn bijgetekend.
De Ranitz trakteert de lezer op allerlei wetenswaardigheden over de giraffe en over bijzonderheden van het Frankrijk aan het begin van de negentiende eeuw. Feit en fictie gaan in deze geslaagde roman vloeiend in elkaar over en het is duidelijk dat De Ranitz weet waar ze over schrijft. Het verdient aanbeveling om na het interessante nawoord ook de noten te lezen, waarin de verantwoording te vinden is over de informatie die verwerkt is in het verhaal.
Marjon Nooij
Agnita de Ranitz – Kom Atir kom. De Brouwerij | Brainbooks, Maassluis. 350 blz. € 20.99.