Recensie: Joost Oomen – Het Perenlied
Een strippenkaart van eetpapier
Als je ’s avonds laat een roman dichtslaat en het verhaal dringt zo diep in je poriën door dat het je droomwereld intensiveert, dan is er sprake van echte kunst. Joost Oomens debuutroman Het Perenlied doet precies dát. Al je zintuigen staan op scherp bij dit betoverende verhaal over Gabriel en de Bietenkoningin. Het is een supercalifragilisticexpialidasties sprookje: teder, vrolijk, optimistisch. Oomens experimentele debuutroman is de multivitamine waar de Nederlandse literatuur naar hunkerde, juist nu.
Het Perenlied laat zich slecht samenvatten. Niet alleen doet een weergave van de inhoud het overweldigende verhaal tekort, maar een synopsis doet vermoeden dat de roman zo bizar is dat je er nooit in kunt geloven. Vanaf het eerste hoofdstuk (genummerd als 0) laat Oomen je een wereld ontdekken waarvan je het bestaan niet (meer) kende:
Het Perenlied is een heilig lied. Het Perenlied is zo geschreven (of ontstaan) dat iemand die de taal waarin het Perenlied klinkt niet beheerst, het toch volledig begrijpt. Iedereen kan het Perenlied horen, want de tekst van het Perenlied is vloeibaar, maar rinkelt toch.
In de vier delen die volgen op hoofdstuk 0 verkeren we in de realistisch-magische wereld (niet zomaar een omdraaiing) van Gabriel (niet zomaar een naam). Hij wordt verliefd op de Bietenkoningin (niet zomaar een meisje). Zij is ontstaan uit het zaad van haar vader en een pan met bieten. Op het moment van verwekking fantaseerde haar vader over Chad, de man op wie hij heimelijk verliefd is en die bij de aanslagen van 9/11 is omgekomen. Hij verlaat de Bietenkoningin om in New York zijn liefde voor Chad vorm te geven. Gabriel werkt bij Disney World, ook al gelooft hij niet in het concept van Walt Disney. Ondanks zijn enorme geweldloosheid wil hij het concern kwaad berokkenen, van binnenuit. De Bietenkoningin gelooft in zijn missie en helpt hem bij zijn protestactie. Als die actie mislukt, gaat ze haar vader zoeken. Ze vindt niet alleen hem, maar ook zichzelf. Ze stekt zichzelf, vrijt met haar alter ego om het perenlied optimaal de wereld in te kunnen zenden.
Net zo uniek als het verhaal is de beeldspraak van Oomen. Ieder pagina schittert van zijn eigenzinnige, experimentele stijl. Hier wordt de taal opnieuw uitgevonden. De Bietenkoningin ‘staat naast Gabriel zoals een giraf naast een witte geit zou staan, zoals een nectarine naast een spruitje ligt.’ En het huilen van een terloops voorkomend (maar volstrekt niet onbeduidend) personage klinkt ‘alsof er een porseleinen servies huilde’. Voor haar is de liefde ‘een vermoeid en vermagerd paard met een rafelige L in zijn vacht geschoren, dat ergens diep in haar weggestopt rondje na rondje door een een verlaten, stoffige circuspiste stapt.’
Of over de liefde in het algemeen:
De liefde is leuk, de liefde is vluchtig. In de binnenzak van het uniform van de liefde zit een strippenkaart van eetpapier, geldig bij elk openbaarvervoerbedrijf ter wereld. Van de liefde is bekend dat zij uit het dakraam springt als je haar op zolder wilt sluiten, dat ze dagelijks naar de horizon kijkt met een knapzak op haar rug terwijl ze haar goudblonde paard Romantiek verstrooid in de manen krabt.
En iets verder:
Maar als de liefde zo vluchtig is, waar is de liefde dan ooit thuis? In een rijdende metro natuurlijk! Kijk maar naar romantische films uit New York, Londen of Parijs.
Dit inventieve verhaal zit vol rare wendingen en toch is alles begrijpelijk, zelfs logisch. Dat zit hem in de zeer toegankelijke taal. Via de verbeelding lijkt Oomen door de werkelijkheid te dartelen, maar wie waakzaam leest, proeft dat er serieuze bedoelingen achter de extatische vrolijkheid schuilgaan. Oomen is evenveel een lieflijke romancier als een sociaal-geëngageerde auteur. Een eerste lezing van deze roman legt je in de luren, doet je huid op een kier staan, laat je pienken aan het proefondervindelijke experiment van Oomen. Bij een tweede lezing troost de schoonheid schoonheid nog steeds, maar dan morrelt Oomen aan jouw invulling van de werkelijkheid. Het Perenlied draait een kleine mooie ritselende revolutie af en de lezer zingt steeds luider en volborstiger mee. Ware Oomen tachtig jaar eerder geboren dan was hij ingelijfd bij de Vijftigers, met zijn speelse roman die prikkelt, rinkelt, schittert.
Miriam Piters
Joost Oomen – Het Perenlied. Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam-Antwerpen. 254 blz. € 20,00.