Recensie: Merijn de Boer – De Saamhorigheidsgroep
Een diplomaat te midden van wereldverbeteraars
Ik werd onmiddellijk geïntrigeerd door de omslag van het boek. De bekende foto van een naakte vrouw die haar armen naar de wereld uitspreidt, met achter haar een nieuwsgierige koe. Het beeld stond in 1971 op het verkiezingsaffiche van de PSP, een partij die in alles stond voor de vrijgevochten wereld van de jaren zestig. Een boek over die tijd, zoiets wil ik altijd lezen.
Ik werd niet teleurgesteld. De Saamhorigheidsgroep van Merijn de Boer (1982) gaat inderdaad over die rare jaren van het linkse idealisme, die in werkelijkheid en in perceptie al vele decennia achter ons liggen. Onderwerp is een idealistische Haarlemse vriendenclub uit een wat latere periode, begin jaren tachtig, die echter volledig is geworteld in het linkse geitenwollensokkendenken. De leden komen onder leiding van de dorre en wat rechtlijnige Bronno, getooid met een kabouterbaard en sandalen, wekelijks bij elkaar om te praten over de goede doelen die ze steunen. Elk lid van de groep draagt tien procent van zijn inkomen af voor projecten die bijvoorbeeld steun geven aan blinde mijnwerkers in Wallonië, gehandicapte prostituees in Honduras, analfabeten in Afghanistan of lesbische radiopioniers in Tanzania. De bijeenkomsten worden voorafgegaan door een verplichte knuffelronde, om in de juiste stemming te komen. ‘We beginnen altijd met een knuffelronde, dan weet je dat vast,’ wordt een nieuwkomer bij binnenkomst door een groepslid verteld. ‘Ze wees naar de vrouw die hij nog helemaal niet had gezien en die op een houten stoeltje tegen de muur zat. “Renate is nog vrij, ga maar naar haar toe.”’ Een ongemakkelijke omarming volgt.
De leden van de Saamhorigheidsgroep trekken er in het weekend graag met elkaar op uit om te wandelen, te fietsen of te volksdansen onder begeleiding van een blokfluit, ukelele en tamboerijn. De mannen knutselen met elkaar, op een middag plakken ze een IJzeren Gordijn van wc-rollen.
Bernhard Wekman, die als diplomaat in Den Haag werkt, werd door zijn schermvriend Felix bij de groep gehaald. Hij past er eigenlijk helemaal niet: hij kleedt zich verkeerd, heeft een auto en is eigenlijk helemaal niet zo geïnteresseerd in de idealen van de groep. Als hij een keer met stropdas bij een vergadering komt, krijgt hij de wind van voren: ‘Je zal toch wel begrijpen, Bernhard, dat een pak en een stropdas niet bepaald passen bij onze idealen.’
Maar er is een belangrijke reden om bij de groep te blijven. Hij wordt verliefd op Liza, eerst op haar stem, later op haar hele persoon. Lize woont samen met de kunstschilder Tristan in een boshuisje achter een landhuis. Liza kan niet zwanger worden van Tristan. Ze besluiten daarom Bernhard ongevraagd de donor van hun kind te maken. Liza verleidt Berhard tot een one-night-stand. Tristan brengt haar netjes naar Bernhards huis in Amsterdam en sterft duizend doden als hij buiten in de stromende regen zit te wachten als zijn vrouw seks heeft met Bernhard. Maar de affaire loopt uit de hand, Liza en Bernhard worden verliefd op elkaar en krijgen een heftige buitenechtelijke relatie. Tristan is achterdochtig en krijgt een steeds groter hekel aan Bernhard, de beoogd vader van zijn zoon. Hier wordt de roman meeslepend. Als De Boer zijn satire laat varen, krijgt het verhaal diepgang en lading en komen de romanpersonages echt tot leven.
Marijn de Boer heeft een bijzondere exactheid in zijn beschrijvingen. Je reist de routes zo na die zijn romanfiguren te voet, op de fiets of in de auto in New York, Jeruzalem en de omgeving van Haarlem afleggen. Hij heeft een scherp oog voor de alledaagse details van het leven in de jaren tachtig, wat het boek voor iemand die in die periode jong was tot een feest der herkenning maakt. Telefoonnummers bestaan nog uit zes cijfers, in de trein wordt gerookt, mensen dragen buttons, een autoradio zit in een slee en wordt na het parkeren onder de bijrijdersstoel gelegd. Soms heeft hij een tongue-in-cheek grapje: ‘Liza zat bij de kachel een boek te lezen van Jan Foudraine, over zijn tijd bij de Bhagwan. Ze vroeg of hij hout wilde halen.’ Jan Foudraine, propagandist van de antipsychiatrie, was in die jaren bekend om zijn bestseller Wie is van hout? (1971).
Christiaan Weijts schreef in zijn recensie in De Groene Amsterdammer dat Merijn de Boer met De Saamhorigheidsgroep mogelijk een nieuw genre heeft ontwikkeld dat een ruimte biedt ‘die bloedserieus én hilarisch is, waarin de twee even sterk aanwezig zijn, en die daarom zo blijven intrigeren.’ Ik deel die mening niet. Ik vind de hilarische kant van de roman niet het sterkst. De satire is wat vlak, soms ronduit melig. De Boer heeft zijn kleinburgerlijke Gutmenschen te lief om ze met bijtende satire te beschrijven. De Boer toont zich voor mij vooral een goed romancier als hij de gecompliceerde driehoeksverhouding schetst tussen de kunstschilder, zijn vrouw en de diplomaat. Hij toont de complexiteit van menselijke relaties en verkent het terrein van hypocrisie, waarachtigheid en egoïsme. Misschien is Bernhard, de wat karakterloze opportunist, waarachtiger dan de idealistische Lize, die Bernhard uitkoos om een zoon voor haar man te verwekken. De rest hangt er voor mij een beetje als ballast bij. Leuke ballast, dat wel, maar een tikkeltje overbodig.
Aart Aarsbergen
Merijn de Boer – De Saamhorigheidsgroep. Querido, Amsterdam 400 blz. € 22,50.