Recensie: Jo Boer – Kruis of munt
Het vergif in de staart van een schorpioen
Vanaf het moment dat Aletta Waringa zwanger is, haat ze haar kind. Ze is pas getrouwd en walgt van seks en van mannen, een weerzin die ze al op haar ongeboren kind projecteert. Als haar dochter na de geboorte kwakkelt met de gezondheid, hoopt ze dat het kind dood zal gaan. Maar de kleine Jopie is sterk en overleeft. Dan, op een bepaald moment, herkent Aletta in het kind de vader, die al voor de geboorte de benen heeft genomen. Alle frustraties over haar mislukte huwelijk, over haar miserabele positie van gescheiden vrouw in het nette Den Haag, reageert ze af op haar dochter – jarenlang. Deze haat is héél complex, want naast afkeer en jaloezie is de haat ook vermengd met liefde en afhankelijkheid. De vele schakeringen in deze moeder-dochter verhouding worden door Jo Boer wonderbaarlijk beklemmend beschreven, huiveringwekkend maar ook nuchter en beheerst.
Kruis of munt is in de eerste plaats een familieroman, die rond 1900 begint in Indië en zich dan verplaatst naar Den Haag om te eindigen niet lang na de Eerste Wereldoorlog. Voor grootvader Bruno Waringa zijn geld verdienen en het vasthouden aan conventies de enige principes die gelden. Als zijn oudste dochter met een ‘indo’ wil trouwen, verhindert hij dit op radicale wijze. De vader van Jopie kleineert hij, omdat hij hem onwaardig vindt om met zijn dochter te trouwen. Tegelijkertijd verwijt hij de moeder van Jopie dat zij haar man niet aan zich heeft weten te binden. Alleen voor zijn kleindochter, die als enige van alle familieleden een belofte voor de toekomst lijkt, heeft hij consideratie. Overigens nog een reden voor haar moeder om Jopie te haten. Omdat het kleine meisje niet goed bestand is tegen het tropische klimaat van Indië, besluit de grootvader met de familie terug te gaan naar Nederland.
Schitterend beschrijft Jo Boer de jeugdjaren van Jopie in Den Haag. Observaties van een kinderlijke, gevoelige geest wisselt zij af met een koele analyse van het gedrag van de volwassenen: de grootouders, oom Charles (als hij over is uit Indië), nog wat losse familie en natuurlijk de moeder van Jopie. Zoals Jo Boer over het kind zonder sentiment schrijft, zo portretteert ze Aletta ook niet uitsluitend als een monster. Ze laat haarscherp zien hoezeer de moeder een product is van haar opvoeding en haar standsbesef én het ontbreken van seksuele voorlichting. Juist die zakelijke nuancering van de haat van een moeder voor haar kind (die het hele boek door volgehouden worden) geeft de roman een bijna hypnotiserende kracht.
De sfeer in het bovenhuis waar Jopie opgroeit is beklemmend, de volwassenen zitten voornamelijk zwijgend bij elkaar en denken na over geld en status. Jopie fleurt op als ze naar school mag of uitgenodigd wordt op een feestje bij een vriendinnetje. Soms wordt familie bezocht, visites waarbij de volwassenen graag willen roddelen, maar dan zonder dat de kinderen het kunnen horen. In een van de meest gruwelijke scènes in de roman worden Jopie en twee neefjes daarom naar de serre gestuurd.
‘Ik weet wat leuks, kinderen. Jullie gaan vliegen vangen. Dan doen we de tussendeuren dicht, zodat de vliegen niet kunnen ontsnappen. En wie me honderd dode vliegen brengt op een papiertje krijgt een vaniljewafeltje als beloning.’ […]
De twee jongetjes, magere ondervoede kinderen, beginnen in verbeten zwijgzaamheid te werken voor het extra koekje. Het kleine meisje kan voor haar grote neven niet onderdoen; het witte vliegenbloed siepelt in straaltjes tegen het vensterglas, terwijl drie nummers van ‘Eigen Haard’ een rottend en obsceen krentenbrood beginnen te worden met gepetste vliegen als krenten. […] Ze werken door. Niets bestaat er meer dan de zoemende ziedende vliegen tegen het zonnewarme vensterglas, dan de dooie vliegen op de ‘Eigen Haard’.
Eén voor één sterft de oudere generatie. Johanna, de grootmoeder van Jopie, houdt het nog het langste vol. Als zij begint te dementeren ziet ze geregeld Mussolini op het platte dak achter het huis rondlopen. Zelfs in deze staat van aftakeling kan Aletta haar moeder niet met rust laten. Als er bericht uit Indië komt dat haar zoon Charles is overleden, sluit de oude moeder zich hiervoor af. Aletta grijpt echter elke gelegenheid aan om haar te kwellen met de werkelijkheid.
Drie maanden achtereen ging morgen, middag en avond deze gruwelijke dialoog door. Het kind hoorde niet anders meer dan:
‘Begrijp je wel, Ma? Charles is dood. Hij is overleden. Je ziet hem nooit meer terug. Je moet je testament veranderen, want Charles kan nu niet meer treden in de rechten van Pa…’
‘Ja, kind, ik begrijp heus heel goed wat je zegt. Er is iemand doodgegaan zei je toch?’
‘Ja, Ma… Charles, je zoon, mijn broeder, is overleden. […] Kijk Ma, …dat is Charles’ graf.’
‘Dat is me een keurig graf, kind. Heel netjes hoor. Een beetje kaal. Een bloemetje zo hier en daar zou er geen kwaad aan doen. Maar toch een heel net graf, werkelijk keurig, hoor.’
Johanna heeft altijd geprobeerd de botheid van haar man te verzachten, zoals ze ook probeert de moeder van Jopie bij te sturen. De houding van passiviteit en innerlijk vasthouden aan het eigen gelijk van haar grootmoeder past Jopie ook toe. Zo raakt ze zeer bedreven in het voor haar moeder verborgen houden van wat haar werkelijk bezighoudt. Deze zwijgzaamheid drijft haar moeder vanzelfsprekend tot nog grotere hoogte van achterdocht. Op ingenieuze wijze lukt het Jopie bijvoorbeeld meer te weten te komen over haar vader, die – zo blijkt – nog steeds in Indië woont. Maar de kennis die ze over haar vader verwerft heeft geen positieve uitwerking op haar gesteldheid. Eerst komt ze te weten dat hij haar al voor haar geboorte verlaten heeft, waardoor bij Jopie een grote angst ontstaat ook door haar moeder verlaten te worden (ook al snakt ze er tegelijkertijd naar dat die onder de tram komt). Uiteindelijk krijgt ze een lange brief van haar vader. Maar wat hij daarin schrijft over de seksuele remmingen van haar moeder brengt haar ook weer in grote verwarring. Ze had het plan opgevat om – stiekem – naar hem toe te gaan, maar hier ziet ze toch maar van af.
Het wordt ‘Kruis of munt’ heeft haar oom ooit voorspeld, het zal er om spannen of Jopie haar moeder trotseert of ten onder zal gaan. De haat van de moeder heeft ondertussen nieuwe munitie gekregen: Jopie wordt volwassen en zal zich weldra van haar los maken. De nog overgebleven familieleden, kinderloos en schatrijk, willen hun bezit daarom aan Jopie nalaten en haar moeder overslaan. Dit zorgt nog voor een laatste wenteling van het lot.
Heel af en toe staat Jo Boer in dit fascinerende boek stil bij de vraag hoe het zover heeft kunnen komen in deze disfunctionerende familie.
Is een schorpioen verantwoordelijk voor het vergif in zijn staart? Ja en neen. Niet de schorpioen als eindresultaat is verantwoordelijk voor de afzichtelijk dood, die hij verspreidt, maar de lange rij van schorpioenen, die, langzaam van wezen verwisselend tot aan het protoplasma der allervroegste aardedagen, dit vergif in zich hebben verzameld en vermeerderd als middel om tot hun eigen vormgeving te geraken.
Doeke Sijens
Jo Boer – Kruis of munt. Prometheus, Amsterdam. 304 blz. € 24,99.
De eerste druk van de roman verscheen in 1949 bij A.M.M. Stols, de tweede in 1991 bij uitgeverij An Dekker (met een inleiding van Aad Meinderts).
(Foto Jo boer bij de uitreiking van de Vijverbergprijs op 11 januari 1949: Noske, J.D. / Anefo, Nationaal Archief, CC0)