Recensie: Konstantin Paustovski – De muziek van de herfst – verzamelde verhalen
Romanticus in Sovjet-Rusland
Met zijn geboekstaafde herinneringen in zes delen Privé-domein, enkele romans, een verhalenbundel en in Goudzand gebundelde brieven en dagboekaantekeningen was de Russische schrijver Konstantin Paustovski (1892 – 1968) al heel goed vertegenwoordigd in Nederland. Daar komt nu nog De muziek van de herfst bij, de 652 bladzijden dikke verzameling van Paustovski’s verhalen, vertaald door Wim Hartog. Een must voor de vele Paustovski-liefhebbers, die het al in hun boekenkast hebben staan van een deel van die verhalen, samen pakweg een vijfde van de pagina’s van De muziek van de herfst, voor lief zullen nemen.
Het vroegste verhaal van deze bundel, ‘Bij de waterkant’, is van 1912; het laatste, ‘De Heinrich Heineweg’, van 1966. Dat overigens niet de laatste tekst is, dat is ‘De vuurproef’ (niet gedateerd), geschreven als eerste hoofdstuk van een uitgebreide versie van ‘Boek der omzwervingen’. Die tekst is in het geheim gekopieerd en later, uit angst voor repressie, door de bezitter uit het hoofd geleerd en vernietigd. Wat in De muziek van de herfst is opgenomen is een poging die weer uit te schrijven.
Een minderheid van de 57 verhalen kent een plot, de ruime meerderheid vertelt over reizen en bevat sfeertekeningen met veel aandacht voor landschap en natuur. Paustovski verzucht een enkele keer dat, zou hij biologie hebben gestudeerd, hij de hele flora van het enorme Rusland had kunnen benoemen, maar je ontkomt niet aan de indruk dat hij dat helemaal niet nodig had: in zijn natuurbeschrijvingen toont hij zich een ware plantkundige encyclopedist.
Die landschaps- en natuurbeschrijvingen zijn zonder uitzondering meesterlijk. In de Romantiek – waarvan Paustovski een twintigste-eeuwse representant bij uitstek is – is natuur altijd fascinerend en overweldigend en geladen met betekenis, of het nu om een met talloze bloeiende bloemen omzoomd meer in een ruisend woud gaat, om een zoutvlakte in een barre woestijn, om de bergen van de Kaukasus, of om een door storm opgezweepte Zwarte Zee. De mens staat niet tegenover de natuur, maar maakt er deel van uit en staat er tegelijkertijd mee in een wederkerige relatie. Die relatie en hoe die de menselijke geest beïnvloedt, vormt een belangrijk thema in Paustovski’s verhalen, soms expliciet, vaker impliciet.
Paustovski’s vele omzwervingen, die hem zijn materiaal leverden voor verhalen, zijn van het trage reizen om het reizen soort. Vaak legt hij per raderboot trajecten af over lange rivieren. Net zo traag als die rivieren stromen, verloopt het leven langs de oevers, alsof de rivier het levenstempo bepaalt. Soms speelt Paustovski een spel met de tijd: een ingrijpend besluit, ver weg genomen, verliest tijdens de langdurige weg dat het moet afleggen om zijn bestemming te bereiken veel, zo niet alle actuele betekenis. Actualiteit legt het altijd af tegen langzame tijd.
Er wordt zoveel gereisd en er worden zoveel plaatsen bezocht, waar van alles wordt ondernomen, van het Balticum tot de Kaukasus en van De Krim tot de Kaspische Zee, dat het als een verrassing komt dat Paustovski zich als een verlegen toerist gedraagt als hij in de late jaren 1950 in Rome is. Een verklarende noot legt uit dat hij toen voor het eerst het Westen bezocht, als lid van een gezelschap van kunstenaars en sovjet-functionarissen dat was uitgenodigd om per schip een culturele reis langs West-Europese steden te maken. Dit in het kader van de relatieve ontspanning in de Koude Oorlog, ingeluid door Stalins dood in 1953.
Paustovski kon zich in 1933 als zelfstandig schrijver vestigen, zonder nog gedwongen te zijn in loondienst te werken. Hij heeft vaak problemen gehad met de sovjet-censuur, maar kon blijven publiceren. Vergeleken met veel van zijn schrijvende generatiegenoten is hij er tijdens de stalinistische staatsterreur genadig vanaf gekomen.
Biedt zijn werk aanknopingspunten voor een verklaring daarvoor? Enerzijds kun je vaststellen dat zijn werk zeker niet past in het keurslijf van het sociaalrealisme en dat Paustovski ook bepaald niet voldeed aan de eis dat schrijvers als ‘ingenieurs van de menselijke ziel’ de nieuwe sovjet-mens moesten ontwerpen. Dat moet de censor toch hebben doen fronsen. Maar anderzijds zul je in De muziek van de herfst vergeefs zoeken naar Stalin, staatsterreur, goelagkampen en de bewust aangerichte hongersnoden tijdens de periode van de gedwongen landbouwcollectivisatie. Partij, Sovjetstaat en Sovjetideologie zijn eigenlijk geheel afwezig. Paustovski’s Rusland is een Rusland van overweldigende natuur en van gewone, maar apolitieke mensen met alledaagse sores en pleziertjes, die een ikoontje in de hoek van de huiskamer hebben hangen. Of er ook een Stalinportret aan de muur hangt, vertelt hij niet.
Dat kun je Paustovski niet kwalijk nemen. Om het leven te behouden en om te kunnen blijven schrijven zal hij zelfcensuur hebben moeten toepassen in de vorm van weglaten wat hem en mogelijk ook anderen vrijwel zeker veel ellende zou bezorgen. Bovendien, waarover hij wél schreef, deed hij dat niet alleen heel goed, maar ook met behoud van literaire integriteit, een kunststuk op zichzelf. En toch hoop je dat nog eens ergens een kist opduikt, vol manuscripten van verhalen waarin hij de héle Sovjet-Russische werkelijkheid heeft beschreven die hij tijdens zijn omzwervingen zag.
Hans van der Heijde
Konstantin Paustovski – De muziek van de herfst – verzamelde verhalen. Vertaling Wim Hartog. Van Oorschot, Amsterdam. 652 blz. € 39,50.