Recensie: Elisabeth Lockhorn – En blauw zal alles zijn
Lieflijk en somber blauw
Wat is dat toch met de kleur blauw? In 1990 verscheen bij uitgeverij Terra Zutphen een boek van Rob Leopold met de titel Blauwe bloemen. Hij vroeg zich af: ‘Is de ziel der dingen blauw?’ Voor Pablo Neruda is de kleur blauw de mooiste van alle kleuren. ‘Ze impliceert menselijke ruimte, die, evenals het hemelgewelf, naar vrijheid en vreugde haakt.’ De blauwe kleur van het hemelgewelf wordt veroorzaakt door de zogenaamde Rayleighverstrooiing van zonlicht. ‘Dichter’ van Plint nr. 7 staat vol met gedichten over de kleur blauw. Een songtitel van Janis Joplin is ‘Little girl blue’.
Het gedicht is van Kate Schlingemann:
In mama’s hoofd
zit een klein blauw meisje
dat haar vingers telt, omdat er verder niets
anders is te doen dan binnen blijven,
vingers tellen. Alleenals ze denkt dat ze alleen is,
zingt mama haar naar buiten.
‘O klein meisje blauw.’
Als ze zingt, telt ze mee.
Ik niet. Alsof ik dátdurven zou.
Zo verlegen. Ik zou wel willen
roepen: ik ben hier; en dat ze mij dan zag, anders
klinkt dat liedje stilletjes in mijn oren soms
best wel vals
’
Onlangs verscheen een bloemlezing van Elisabeth Lockhorn: En blauw zal alles zijn. De titel is ontleend aan een regel uit een gedicht van Jan Hanlo. De bundel is uitgegeven met een passend blauw leeslint. In haar gedegen inleiding vertelt de samenstelster van de bloemlezing onder andere over Horace-Bénédict de Saussure, natuuronderzoeker en pionier van het alpinisme, over zijn fascinatie voor de intense blauwheid van het firmament. Hij ontwierp een instrument dat de blauwheid van de lucht kon meten.
Maggie Nelson, een Amerikaanse dichteres, werd verliefd op de kleur blauw. Ze schreef een boek ‘Bluets’ over de kleur en ook over de blues, de muziek van het verlies, ingegeven doordat zij verlaten werd door haar geliefde die ze ‘de blauwe Prins’ noemt. In de bloemlezing staat geen gedicht van haar. Wel besteedt Lockhorn aandacht aan de negatieve associaties met de kleur blauw. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk een regel van Paul Celan: ‘De dood is een meester uit Duitsland zijn ogen zijn blauw’. Herman Pleij wijst op middeleeuws woordgebruik. ‘Blauwe begijnen’ zijn hoeren; een ‘blauwaard is een minnaar die in gebreke blijft.’ Niettemin hebben de meeste schilders en dichters positieve connotaties met de kleur.
Het is een mer à boire. Op grond waarvan heeft de samenstelster gekozen voor een bepaalde volgorde van de gedichten? In de verantwoording staan de dichters in alfabetische volgorde (zonder paginaverwijzing, wat jammer is), maar in de bundel is een eigen volgorde gekozen. Ze begint met het bekende korte gedicht van de schilder/dichter Willem Hussem: ‘zet het blauw / van de zee / tegen het / blauw van / de hemel veeg / er het wit / van een zeil / in en de / wind steekt op’.
Laat mij beginnen met Gorter die vijf keer wordt gekozen door Lockhorn en dan is er nog niet eens dat fragment uit de Mei: ‘Blauw dreef de zee, het water van de zon / vloot pas en frisser uit de goudbron / op woll’ge golfen die zich lieten wassen / en zalven met zijn licht, uit open plassen / stonden golfen als witte rammen op, / met trossen schuim en horens op den kop’.
Er staan veel grote buitenlandse dichters in de bloemlezing: Rafael Alberti, Ingeborg Bachmann, Charles Baudelaire, Jorges Luis Borges, Paul Celan (vier maal), René Char, Paul Eluard, Zbigniew Herbert, Friedrich Hölderlin, K.P. Kavafis, Antjie Krog, Philip Larkin, Vladimir Majakovski, Stéphane Malarmé, Pablo Neruda, Rainer Maria Rilke, Wallace Ste-vens, Wisława Szymborska, Georg Trakl, Tomas Tranströmer, Oscar Wilde.
Bij de Nederlandse dichters valt Leonard Nolens op, omdat hij zes keer wordt gekozen en Herman de Coninck (vijf keer). Lockhorn koos ook jongere dichters als Radna Fabias, Anna de Bruyckere, Hélène Gèlens, Saskia de Jong en Lieke Marsman.
Door Rob Leopold wordt Ida Gerhardt, die bij Lockhorn ontbreekt, geciteerd:
De minnaar van de blauwe ereprijs,
de grijze Thijsse, hebt gij naar ’s lands wijs
-hoe argeloos stond hij bij uw zwarte hulde-
met eer gekroond, verwoest zijn paradijs.Het schoon van Holland: welhaast doodgesnoeid;
de vogel zwijgt, de rank is uitgebloeid.
Een harde zon schijnt op de koolaspaden,
waarlangs gekneusde dovenetel groeit.
Ook een soort blues.
Remco Ekkers
Elisabeth Lockhorn – En blauw zal alles zijn, een bloemlezing. Rainbow, Amsterdam. 286 blz. €17,50.