Essay: Marie-José Klaver – Over De herinnerde soldaat van Anjet Daanje
Een romantisch slagveld – Over De herinnerde soldaat van Anjet Daanje
Amand Coppens, de hoofdpersoon van De herinnerde soldaat van Anjet Daanje, ligt onder een levensgrote foto van een slagveld in een fotostudio in Kortrijk. Het is 1922. Drie verdiepingen boven hem ligt Julienne, de vrouw die hem een paar uur geleden heeft opgehaald uit een gesticht voor geesteszieke veteranen uit de Eerste Wereldoorlog in Gent. Zij reageerde op een advertentie van de psychiater van het gesticht en herkende in hem haar in de oorlog vermiste echtgenoot. Hij herkent haar niet en wil nog niet bij haar in bed slapen.
In de knappe compositie van De herinnerde soldaat, Daanjes negende roman, lopen werkelijkheid, herinnering en trauma voortdurend in elkaar over. Ze zijn altijd met elkaar verweven en versterken elkaar. Julienne tuigt Amand op met herinneringen, ze trekt hem uniformen aan, waarmee hij op de foto moet. Ze meet hem pakken aan, betaald van de winst op die foto’s. Hij lijkt soms meer een ledenpop dan een volwassen man.
Zijn zoektocht naar een eigen identiteit draagt het spannende plot van de roman. Amand Coppens heette in het gesticht Noen Merckem. Zijn achternaam heeft de voormalige soldaat te danken aan de plaats waar hij in 1917 is gevonden. Zijn voornaam verwijst naar het tijdstip. Deze manier van naamgeven was in België gebruikelijk voor gevonden baby’s.
Lichamelijk mankeert deze volwassen vondeling niets, maar hij lijdt aan geheugenverlies. Behalve zijn vrouw Julienne herkent hij ook zijn kinderen Roos en Gust niet. Ook van de oorlog en van zijn beroep, fotograaf, herinnert hij zich niets. Zijn eerste dagen bij Julienne worden gedomineerd door angst. Overdag is hij bang dat ze hem terug zal brengen naar het gesticht, ’s nachts onder het slagvelddecor herbeleeft hij de nachtmerries van het front. Het echte en het ingebeelde, het vervalste zijn niet altijd te onderscheiden. Nep zijn onder meer de opgepoetste fotoherinneringen aan de oorlog die Julienne oorlogsweduwen verkoopt. Echt zijn Amands nachtmerries over de oorlog en de pijn van zijn geheugenverlies. De tegenstelling is gelaagd omdat dat wat nep is vaak wel tastbaar is en dat wat echt is niet. De slagveldfoto’s die Julienne construeert zijn concreet, Amands pijn en zijn nachtmerries ongrijpbaar.
Het romantische slagveld, zoals Julienne het studiodecor noemt, benadrukt de verschillende werelden waar Amand en zijn vrouw in leven. Zij ziet een ‘idyllisch en onverdorven’ plaatje van een ‘keurig gegraven’ loopgraaf, met een strakblauwe lucht en wat rookwolkjes van ontplofte granaten. Op de achtergrond bevindt zich een ‘romantische ruïne’ van een dorp en een ‘afgebrokkelde’ kerktoren. Voor Amand is het oorlogstafereel veel meer dan een afbeelding. Het is, in de woorden van de Amerikaanse filosoof en multimedia-onderzoeker Alexander R. Galloway, een interface waardoor hij ’s nachts, met de platte beelden van de foto op zijn netvlies, diep de loopgraven in tuimelt waar zijn trauma tot leven komt. In The Interface Effect (2012) stelt Galloway dat een interface niet niet zozeer een spiegel, een toegang tot een andere wereld of een grens tussen werelden is, maar eerder een autonome zone waar allerhande activiteiten plaatsvinden.
Overdag is het oorlogsdecor, waartegen veteranen zich kunnen laten fotograferen in hun uniform, een belangrijke bron van inkomsten voor de Coppens. Ook oorlogsweduwen en vrouwen wier echtgenoot of zoon vermist is, komen naar de studio om zich te laten vereeuwigen. Vier jaar na de Eerste Wereldoorlog is de behoefte aan mooie, desnoods vervalste, oorlogsherinneringen groot. Nabestaanden betalen er grof geld voor. De Coppens verhogen de prijs voor een foto van zeven naar acht en dan naar tien franken en worden rijk. Van de eerste winst koopt Julienne een horloge voor Amand en een toverlantaarn met sprookjes voor de kinderen, cadeaus die uitstekend passen bij haar eendimensionale wereldbeeld.
Juliennes handel in herinneringen bevalt Amand aanvankelijk niet. Dat ze ansichtkaarten van slagvelden verkoopt, kan hij nog begrijpen, maar de flesjes frontzand van het nabijgelegen Ieper, Diksmuide en Passchendaele vindt hij nep. Hij verdenkt zijn vrouw ervan ze gevuld te hebben met het zand van haar achterplaatsje. Als Julienne een oorlogsweduwe aanspoort op de foto te gaan en haar man aanbiedt als figurant om de lege plek naast haar te vullen wordt hij boos. Voor hem is het nog niet vanzelfsprekend dat hij als uiterlijk ongeschonden, springlevende man de plaats van de gesneuvelde en verdwenen echtgenoten kan innemen. Toch wordt Amand al snel medeplichtig aan het creëren van valse oorlogsherinneringen en het exploiteren van het verdriet. Zijn terugkomst levert tal van nieuwe commerciële mogelijkheden op. Hij is een levende man, recht van lijf en leden en in het bezit van al zijn armen en benen, met wie vrouwen graag op de foto gaan.
Avond na avond bewerkt Julienne de negatieven voordat Amand ze mag afdrukken. Ze is pas tevreden als het aandenken aan de oorlog er net zo uitziet als zij het zich voorstelt. Ook Amands beeltenis wordt voortdurend bijgewerkt. Julienne maakt hem dromeriger, droeviger, geheimzinniger, somberder en zelfverzekerder op de foto’s. Nooit laat ze hem zoals hij werkelijk was op het moment dat ze de foto nam, wat Amands gevoel versterkt dat zij teleurgesteld in hem is.
De manipulatie van de oorlog neemt steeds groteskere vormen aan. Als het romantische slagvelddecor sleets begint te worden, bouwen Julienne en Amand een loopgraaf na. Het platte beeld wordt vervangen door een driedimensionale constructie, die gebaseerd is op wat Amand van de oorlog weet. Hij kiest voor een ‘niet al te gruwelijke oorlogssituatie’ en schetst een soldaat die een brief schrijft, twee soldaten die zitten te kaarten, een geïmproviseerd waslijntje en een vuurtje. Aan de overkant ligt een Duitse loopgraaf waar men water voor de thee kookt. In de alledaagsheid van de oorlog die ze samen bedenken, passen geen dode soldaten. De lijken in het prikkeldraad die Amand heeft getekend, gomt Julienne, ervaren retoucheerster die ze is, weg.
Het spel tussen verbeelding en werkelijkheid werkt ook door in het liefdesleven van Julienne en Amand, dat aarzelend op gang komt en na verloop van tijd de kwaliteit van wittebroodsweken krijgt. Herinneringen aan het begin van hun relatie vermengt Julienne met het heden. Zij was het 15-jarige dienstmeisje van zijn moeder en hij de zoon des huizes. Haar verhalen winden hem op en wekken tegelijkertijd zijn afkeer op. Als ze vrijen, voelt het ongepast, ‘alsof hij gemeenschap heeft met zijn herinneringen’.
In De herinnerde soldaat, winnaar van de F. Bordewijk-prijs 2020, genomineerd voor Libris Literatuurprijs 2020 en uitgeroepen tot Beste Groninger Boek 2020, komen de thema’s samen waar Daanje al sinds 1993 over schrijft: herinnering, geschiedenis, schuldgevoelens en fotografie. In de kunstenaarsroman Gezel in marmer (2006) beheerst het vergeten het leven van alle hoofdpersonen. Een groot verschil tussen De herinnerde soldaat en Gezel in marmer is dat de beeldhouwers en steenhouwers in dat verhaal niet weten dat ze iets vergeten zijn. Ze missen de herinneringen niet zoals Amand, die soms snakt naar zijn eigen herinneringen aan zijn verleden. Voor Goof uit De blinde fotograaf (1998) is de wereld pas echt als hij haar door zijn cameralens waarneemt. In Veelvuldig en alleen (2003) ligt hoofdpersoon Daan net als Amand overhoop met zijn herinneringen. Daan voelt zich schuldig en durft de wereld niet meer onder ogen te komen.
Maar de stijl van De herinnerde soldaat doet in niets aan Daanjes vorige romans denken en staat ook binnen de Nederlandse literatuur op zichzelf. Bijna 80 procent van de zinnen, die doorgaans zeer lang zijn, begint met het woord ‘en’. Ze bevatten lange aaneenschakelingen van gedachten, herinneringen en handelingen. Uit de ‘en’–‘en’-‘en’-‘en’-‘en’-constructies die de roman kenmerken, spreekt zowel bedachtzaamheid als kunstmatigheid.
En hij wendt zijn hoofd af en kijkt naar buiten om haar teleurstelling niet te hoeven zien, en ze staat naast hem, ze legt zacht haar hand in zijn nek, en hij wacht roerloos totdat ze hem weer weg zal halen, wil je niet meer met klanten op de foto, vraagt ze en hij zegt dat het hem niet uitmaakt, en zij vraagt of hij het erg vindt om een uniform te moeten dragen en hij schudt zijn hoofd en ze dringt aan, ze kan zich voorstellen dat het uniform en die weduwen met hun oorlogsverhalen herinneringen in hem oproepen, zegt ze, je hoeft niet te poseren, we kunnen wat anders bedenken om geld te verdienen, en hij houdt vol dat hij het met plezier doet, en dan wroet ze verder op zoek naar een reden voor zijn onbegrijpelijke gedrag, en wat ze ook bedenkt, te weinig slaap, nachtmerries, rancune tegenover haar, hij ontkent alles en hij zegt dat hij niet snapt waarom ze hem probeert aan te praten dat er wat mis is met hem.
De stijl past goed bij de valse, bewust geconstrueerde visuele oorlogsherinneringen en de gefragmentariseerde identiteiten van Julienne en Amand, die de lezer pas aan het eind van de roman goed kan doorgronden. De lange en ingewikkelde zinnen bieden de verteller ook de ruimte om de geheimen van het echtpaar te verbergen. Juliennes behoefte aan platte, ongeschonden oorlogsherinneringen wordt gemotiveerd door iets dat ze Amand niet durft te vertellen. Amands geheim is veel complexer dan dat van Julienne omdat hij het door zijn geheugenverlies aanvankelijk niet begrijpt. De lezer moet zich in de lange, meanderende zinnen ingraven om Amands geheim te doorgronden.
‘Verreweg de beste roman van de afgelopen jaren,’ noemde hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde Yra van Dijk De herinnerde soldaat in NRC Handelsblad. Ze plaatst Daanjes roman tussen het werk van auteurs van de millennialgeneratie. Dat doet Van Dijk niet zonder reden. Daanje is weliswaar niet tussen 1980 en 1990 geboren, maar in 1965. De herinnerde soldaat speelt zich ook niet vorig jaar in de Randstad af, maar honderd jaar geleden in kleinstedelijk Vlaanderen en ruraal Duitsland. En toch is Daanjes roman over de maakbaarheid van herinneringen, de exploitatie van het verlangen naar authenticiteit en de verhouding tussen een virtuele werkelijkheid en het ‘echte’ leven een ontzettend 21ste-eeuws boek. Het weerspiegelt de tijdgeest en overtreft de meeste recente romans in stijl, compositie en originaliteit.
Herinneringen aan de oorlog zijn altijd aanwezig in De herinnerde soldaat. De blackbox-methode waarmee Julienne probeert gemeenschappelijke herinneringen te creëren werkt niet. De input van ervaringen uit het verleden levert geen hervonden geheugen op. Haar verhaal van zijn mobilisatie in 1914 en hun afscheid op het perron levert iets van herkenning op. Onduidelijk blijft echter of het Juliennes werkelijkheid is die spreekt, Amands eigen herinnering of het collectieve geheugen. Miljoenen Europese echtparen hebben samen op een treinstation gestaan in 1914 waarna hij naar het front vertrok en zij naar huis.
Amands herinneringen, gekleurd door zijn trauma en het geheim dat hij zelf nog niet kent, leiden hun eigen leven. Na een levendige nachtmerrie over de oorlog kan hij opstaan, naar buiten gaan en daar het vliegtuig zoeken waar hij over droomde en langzaam de straat in een smalle zandweg over zien gaan, waarna het land erom heen in ‘granaattrechters vol stinkend water’ verandert waarin hij ‘verkoolde bossen met duizenden armen die wanhopig naar de hemel reiken’ ziet. Tijdens zulke herbelevingen van de oorlog is het alsof ‘overal constant de dood op hem loert’ en bestaat er voor hem geen verschil tussen de dood in de granaattrechters en de ‘levenloosheid die hierboven voor leven doorgaat’.
Ondanks het ontbreken van een concreet gemeenschappelijk verleden lukt het Amand en Julienne overdag gelukkig te worden. Praten over zijn oorlogstrauma’s kunnen ze niet. Vrijen wel. Ze hebben zo vaak seks dat Julienne haar remmingen kwijtraakt en hij zijn weerzin. Het huwelijksgeluk en de mythe van een vrouw die na acht jaar haar verloren man weer vindt, zijn zo overtuigend dat steeds meer oorlogsweduwen zich laten fotograferen. De Coppens zijn het levende bewijs dat hoop doet leven.
Het nabootsen van de oorlog in de fotostudio levert voor Amand geen verlichting op. Integendeel, zijn nachtmerries nemen concretere vormen aan naarmate hij gelukkiger wordt in zijn huwelijk en succesvoller als ondernemer. In het gesticht, waar hij een strak gereguleerd leven leidde, droomde Amand niet. In het bed onder het slagvelddecor worden de gruwelijkheden van de oorlog ’s nachts steeds tastbaarder en in het huwelijksbed escaleren ze. Amands eerste nachtmerries bestaan vooral uit angstige en benauwde gevoelens, dan droomt hij dat hij op lijken staat, daarna dat hij onder een metershoge stapel dode en stervende soldaten ligt en het bloed van de gewonden in zijn mond loopt en hij het opdrinkt. Hij moet lijken en lichaamsdelen begraven, brieven van stervende soldaten bezorgen en uiteindelijk is hij een oorlogsmisdadiger die op zijn kameraden schiet.
De fotozaak wordt ondertussen zo winstgevend dat Julienne en Amand een nieuw pand in het centrum van Kortrijk huren en reclame gaan maken voor hun oorlogsfoto’s. Ze breiden ook internationaal uit. De markt van Britse, Franse en Amerikaanse oorlogs- en onbestorven weduwen is vele malen groter dan die van Belgische nabestaanden. Amand lijkt alle twijfel over de ethiek van hun handel en zijn onzekerheid over zijn identiteit kwijt te zijn.
Alleen over de belangstelling van buitenlandse vrouwen twijfelt hij nog. ‘Zij kunnen die vrouwen geven waarnaar ze verlangen,’ zegt Julienne tegen hem, als hij zich afvraagt of buitenlandse vrouwen wel geïnteresseerd zijn in hun foto’s. Voor het affiche tekent hij zichzelf na naar de foto’s die Julienne van hem maakte en geeft zichzelf een heldhaftige houding. Hij valt nu samen met de man die zij van hem heeft gemaakt. Julienne wil zo ver gaan om op het affiche te beweren dat een foto met Amand ‘een spirituele openbaring’ is die de terugkeer van een vermiste echtgenoot kan bewerkstelligen. Dat weet hij tegen te houden.
Ze hangen Engels- en Franstalige affiches, waarop het verhaal van Amands wonderbaarlijke terugkeer en zijn portret staan, op het kerkhof op en nieuwe klanten stromen toe. Daarna zijn de slagvelden in de buurt aan de beurt.
Een ‘uitstapje’, zoals ze het zelf noemen, naar Ieper moet nieuwe foto’s en nieuwe klanten opleveren. Ze vertrekken met koffers vol fotoapparatuur en reclamemateriaal. Op het station van Wervik mogen ze hun affiches naast een grote zeepreclame hangen. Een beter symbool van de oorlog als opgeblazen koopwaar kun je je nauwelijks voorstellen. In Ieper, een stad ‘die alleen nog in de verbeelding van zijn inwoners bestaat’, is alles kapot. De stapels met puin zijn zo hoog als kerktorens. Als ze uit de trein stappen, snellen de handelaren in oorlogsmemorabilia toe. Kinderen proberen Julienne en Amand uniformknopen, Duitse helmen en granaatscherven – allemaal gevonden op het slagveld – te verkopen. Gidsen bieden in het Engels en het Frans slagveldtours aan en wie wil kan met de omnibus langs de ruïnes van Ieper gevoerd worden.
Julienne is even bang dat Amand een ‘vreemde aanval’ zoals zij zijn flashbacks noemt, krijgt, maar hij ziet net als zij dat ‘dit circus’ niets met de oorlog te maken heeft. En dan gaan bij Julienne alle remmen los en maakt ze gretig gebruik van de aanwezige commerciële infrastructuur en hangt ze hun affiches op in de barakken waar de kaartjes voor de rondleidingen worden verkocht. Amand ziet in de oorlogsdrukte een nieuwe strijd, die van de vrouwelijke helft van de bevolking die aan slapeloze nachten lijdt en aan vergeefse reizen doet om de mannen te gedenken of terug te vinden.
In de bus van Ypertours op weg naar de slagvelden Merckem, Houthulst en Diksmuide verkeren Julienne en Amand in volkomen verschillende werelden. Zij vindt de ravage opwindend en hij denkt dat al die bezoekers die iemand hebben verloren thuis beter af zijn, want daar waren ze aan de eettafel of in bed gelukkig met elkaar. Voor beiden blijft de oorlog particulier. Julienne is bezig met haar toekomstige handel en Amand denkt aan verwoeste relaties. Op geen enkel moment geven ze er blijk van te weten dat de Eerste Wereldoorlog miljoenen soldaten en burgers het leven heeft gekost.
De Amerikaanse filosoof J. David Velleman stelt in zijn essaybundel Self to Self (2006) dat het bewustzijn van je verleden je niet tot één persoon maakt, maar een manier is waarop delen of aspecten van een mens aan zijn eigen geest worden gepresenteerd. Velleman bestrijdt het gangbare idee dat het zelf een essentieel onderdeel van iemands psychologie is, met ‘kenmerken en attitudes’ die iemand onmiskenbaar maken tot wie hij is en zonder welke de mens niet langer zichzelf zou zijn. Zonder geheugen heb je geen historisch besef van jezelf, maar je kunt wel iemand zijn.
Amand heeft al lang aanvaard dat hij een samengestelde man is en heeft leren leven met het feit dat hij niet alles over zichzelf weet. De kanteling in de roman vindt plaats als hij beseft dat ook Julienne een construct is, zoals wij misschien allemaal een beeltenis van onszelf zijn die we steeds proberen bij te stellen. De schellen vallen hem van de ogen als Amand zich realiseert dat zij ‘zichzelf al haar hele leven verzint, verliefd dienstmeisje, nette middenstandsvrouw, wachtende heldin […] de weduwe die een wonder overkwam’.
Dat zijn echte leven ook een nachtmerrie zou kunnen zijn, is nog niet tot hem doorgedrongen. Hij moet eerst afrekenen met de schijnidentiteit van zijn vrouw. In Amands nachtmerries treedt nu een verschuiving op. Het herbeleven van de oorlog verandert langzaam in het herinneren van zijn vroegere leven in dagdromen, die sterk lijken op traumatische flashbacks maar een andere inhoud hebben.
Het besef dat zijn vrouw niet is wie zij beweerde te zijn en de onduidelijkheid over de herkomst van zijn zoon Gust maken dat Amand meer ruimte voor zichzelf opeist en alleen op reis gaat. Hij is nu definitief ledenpop af. De eerdere reizen initieerde Julienne of de overheid. Nu vertrekt hij alleen naar Duitsland waar hij middenin de hyperinflatie, een tegenhanger van de opgeblazen oorlogsherinneringen thuis, terechtkomt. Zijn Belgische franken, die hem in Kortrijk weelde en aanzien verschaffen, zijn in Duitsland niets waard.
Niets is wat het lijkt in De herinnerde soldaat. Dat Amand in Duitsland Het duivelselixer van E.T.A. Hoffmann leest, het enige boek dat in de roman een rol speelt, is geen toeval. Hoffmann was een meester in het wissen van de scheidslijnen tussen fantasie en werkelijkheid. In Het duivelselixer spelen alter ego’s, dubbelgangers en spiegels, die bij Hoffmann nooit simpelweg glazen schermen zijn die beelden terugkaatsen, maar Gallowayeske interfaces vormen, een belangrijke rol. Hoffmanns hoofdpersoon Medardus heeft net als Amand geen eenduidige geschiedenis. Hij wordt onder meer voor een slapende man gehouden die in een afgrond is gestort. Verschillende mensen vertellen Medardus zijn levensverhaal en het is aan de lezer om de waarheid te achterhalen. Voor Amand is er een extra barrière om Hoffmanns boek te begrijpen. Het wordt hem in eerste instantie van over een grote afstand voorgelezen. Omdat hij de helft niet kan verstaan, moet hij er grote stukken bij verzinnen.
De vraag wat je doet als je je oude identiteit terugvindt en in de tussentijd iemand anders bent geworden, lost Amand op een rationele manier op. Als hij terugkeert uit Duitsland, heeft Julienne een nieuw verdienmodel gevonden. Ze belooft oorlogsverminkten dat ze voor 25 franken een foto van hen maakt waarop ze er weer net zo jong en ongeschonden uitzien als voor het begin van de oorlog. Amand ziet de affiches in de etalage, haalt diep adem en gaat naar binnen. Hij omhelst en kust Julienne en zegt dat hij in Duitsland niet heeft gevonden wat hij zocht. Nu begint zijn geamputeerde, maar geretoucheerde leven echt. ‘Ze houdt van de man die zij van hem heeft gemaakt, en hij weet hoe hij haar als Amand Coppens moet liefhebben.’
Marie-José Klaver
Dit essay verscheen eerder in het Jaarboek 2020 van de Jan Campert-Stichting.