Recensie: Kester Freriks – In zilveren harnas
Verwarrend sprookje in fictief oer-Hollands dorpje
Kester Freriks’ derde roman is gesitueerd in een verwarrende omgeving: ‘Tussen de grote rivieren, In het hart van het land. Utrecht niet meegeteld, daar kwam hij nooit, lag Rotterdam het dichtstbij.’
Hij, dat is in In zilveren harnas de hoofdpersoon Michael Hofstede, geboren en getogen in Herwaarden, de plaats waar het verhaal zich afspeelt en die door de schrijver afwisselend stad, stadje, dorp en gehucht wordt genoemd.
Het verwarrende is niet dat Herwaarden een oer-Hollandse plek is met een Kerkplein, een Marktplein en een café dat De Groene Wijnrank heet, en ook niet dat het niet bestaat. In de Nederlandse literatuur komen wel meer fictieve dorpen en steden voor.
Misschien raak je in verwarring doordat je, lezend in In zilveren harnas, voortdurend wordt geconfronteerd met details die de werkelijkheid binnen het boek lijken te ondergraven. Zo kun je je heel goed een stadje of een dorp in de bocht van een Hollandse rivier voorstellen. Zulke stadjes en dorpjes bestaan, Nederland is er vol van. Maar dat er in zulke schilderachtige plaatsjes zelfstandige dagbladen worden gedrukt en verspreid als de Herwaarder Courant? Ik geloof er niets van. Daar lijdt ook de geloofwaardigheid van de rest van het decor onder.
Een café als De Groene Wijnrank waar de dagbladredacteuren zich na het zakken van de krant komen verpozen… Kan dat in een plaats als Herwaarden bestaan? Verwarring ontstaat ook in het hoofd van de lezer omdat het onduidelijk is in welke tijd de roman zich afspeelt. Een meisje van zestien wordt vermoord, zij werd geboren op 21 september 1967. De moord vindt plaats in augustus, dat betekent dat het 1984 moet zijn.
Op bladzijde 82 wordt betoogd dat Michael Hofstede ‘geen held van zijn tijd’ was, ‘een tijd van cd-spelers, computers en video’s, mineraalwater, fiberglas, airconditioning, halogeenlampen, antwoordapparaten, 06-lijnen’. Maar in 1984 waren cd-spelers, antwoordapparaten en 06-lijnen nog lang niet zulk gemeengoed als nu. Het is in dat licht een raar anachronisme dat Winfred Helmer, journalist bij de Herwaarder Courant en Michaels leermeester, zijn artikelen schrijft op een typemachine en vervolgens, ‘met het kopijpapier fladderend in de hand’, naar de zetterij rent waar ‘de harde geur van gestold lood’ hangt.
De conclusie ligt voor de hand dat In zilveren harnas een sprookje is dat zich afspeelt in een omgeving die op de onze lijkt, in een tijd die de onze zou kunnen zijn. Als je het boek zo leest, is ook een aantal andere details minder storend. Zo bleef Michael Hofstede na de scheiding van zijn ouders alleen in Herwaarden achter: hij ‘was tien, bijna elf.’
‘Vanaf dat moment verliep zijn leven anders dan dat van vele anderen. In één klap volwassen.’ Het is in onze georganiseerde samenleving hoogst onwaarschijnlijk dat een alleenstaande tienjarige niet in handen valt van een Raad voor de Kinderbescherming, een kindertehuis of andere barmhartige instituten.
Ook daarom moet deze roman een sprookje zijn. Overigens pleit ook de verteltrant voor deze opvatting. Op bladzijde 11 lezen we: ‘Op een keer, kort geleden in hoogzomers Amsterdam…’ Een sprookje dat wortelt in de romantische traditie. Michael Hofstede is tegelijkertijd Dichtertje, Werther en Man ohne Eigenschaften. In eindeloze gesprekken met zijn oudere vriend Helmer in De Groene Wijnrank worden hooggestemde idealen geformuleerd. Thuisgekomen koestert Michael zich in het roze-rood van zijn pin-upverzameling. Soms schuimt hij langs de straten van ‘de goorste wijken van Amsterdam, Rotterdam of Den Haag’. Zijn vader maakt een paar keer per jaar geld naar hem over: werken voor de kost hoeft hij niet. Niets lijkt hem te deren: geen koude, geen verdriet — zijn eenzaamheid is zijn ‘zilveren harnas’.
Toch blijkt dat harnas langzamerhand roestplekken te vertonen. De vraag rijst of Michael Hofstede wel de romanticus is die hij voorgeeft te zijn (of die de schrijver ons wil doen geloven dat hij is), of dat hij misschien stikstapelgek is. Vermoordde hij het meisje van zestien om haar in een gedicht opnieuw tot leven te wekken?
Het weerbarstige boek eindigt met de zin: ‘In het donker raakte hij te ver van Herwaarden afgedwaald om ooit weer te kunnen keren.’ Dat kan maar één ding betekenen: wéér is een dichtertje het water van de rivier ingelopen. Wie deze roman gelezen heeft, voelt zich als ontwaakt uit een droom waarin men een misdaad heeft begaan die nog door niemand is ontdekt. Dat verontrustende gevoel…
Frank van Dijl
Kester Freriks – In zilveren harnas. Roman. Meulenhoff.
Deze recensie werd eerder afgedrukt in Algemeen Dagblad, 16 april 1993.