Recensie: Ariana Harwicz – Sterf, liefste
Afdalen in de duistere geest van een labiele moeder
Sterf, liefste is de debuutroman van de in Frankrijk wonende Argentijnse auteur Ariane Harwicz (1977). Centraal staat de psychische aftakeling van een jonge moeder: de lezer krijgt een kijk in de geest van een ernstig labiele vrouw. In een alleenstaand huis op het Franse platteland leven een moeder, een vader en een baby. De personages krijgen geen naam – misschien om het verhaal een zekere afstandelijkheid te geven. De sfeer is tegelijk ijzig en zindert van de ingehouden spanning. Al snel blijkt dat de moeder langzaam haar verstand verliest en eigenlijk het liefst dood zou zijn.
De zorg voor haar baby is een taak die ze niet aankan. Bovendien voelt ze geen liefde voor haar kind. ‘Ik ben moeder, punt. Ik heb er spijt van, maar dat kan ik niet eens hardop zeggen. Tegen wie?’ Ze wordt gek van het voortdurende gehuil van de baby. Bij momenten gaat ze om de minuut controleren of hij niet in zijn slaap is gestikt, maar op andere momenten is ze bang dat ze haar pasgeborene iets zal aandoen. Het zondagse uitje is een kwelling:
‘Je moet enthousiast lijken, doen alsof je leeft. De kleine overal mee naartoe slepen, ballonnen voor hem kopen, hem even in de draaimolen zetten, foto’s van hem maken, want zo geef je je kind een kindertijd.’
De moeder is dikwijls agressief. Ze houdt ervan een scène te maken en schreeuwt tegen de caissières in de supermarkt of de pizzabezorger. Haar woedeaanvallen zijn onbeheersbaar en worden steeds erger. Na een ruzie met haar man over vreemdgaan loopt ze woedend door de glazen pui van het huis en laat zich hevig bloedend op de grond in de tuin vallen. Dagenlang moeten haar snijwonden worden verzorgd.
Haar man kan ze ook niet meer uitstaan: er is geen enkele intimiteit en de partners slapen in aparte kamers. Ze verdenkt haar man van vreemdgaan terwijl ze zelf een minnaar heeft. ‘Ik ben nog niet uit bed of ik steek mijn middelvinger al naar hem op. Goedemorgen, wat wil je ontbijten? Mijn opgestoken vinger in zijn gezicht. Ik zou zo zijn tanden eruit kunnen slaan.’
Opvallend is dat de vrouw een ietwat vreemde verhouding heeft tot seks. Aan het begin van de roman is ze duidelijk: ‘Ik vind het fijn om aan seks te denken, niet om seks te hebben.’ Maar in het vervolg van de roman blijkt deze uitspraak toch genuanceerd te moeten worden. Ze verwijt haar man immers dat hij een laag libido heeft en is woest omdat ze wekenlang geen seks hebben. Maar dan blijken ze toch nog te vrijen: ‘Elke keer dat mijn man me neemt, knipper ik met de ogen, en is het alsof er een boom wordt geveld. Als bijlslagen.’ Na een woedeaanval:
‘Neuk me, schreeuw ik met een stem die me hondachtig in de oren klinkt. Neuk me nu eens echt. Maar wat ik eigenlijk wilde terwijl hij met een stijve op me afkwam, was giftige bloemen eten, giftige paddenstoelen, stenen. Een einde maken aan deze lange, turbulente dag.’
Haar begeerte omschrijft ze als ‘een gruwel’, als ‘morbide’ en als een alarm dat ze niet kan afzetten. Ze ziet het erotische als een ‘obsessie’ en spreekt over zichzelf als een nymfomane. De verhouding tot het seksuele zou zelfs geduid kunnen worden als dé oorzaak van de psychische problemen.
Harwicz wordt vergeleken met Nathalie Sarraute, Virginia Woolf en Sylvia Plath. Ze schrijft compromisloos, trefzeker en vol vertrouwen. Zo legt ze het mechanisme van een disfunctionerend gezin bloot. De krankzinnigheid die in het hart ervan ligt, wordt even cynisch als genadeloos geschetst. Dat gebeurt in korte hoofdstukken en in mooie, heldere zinnen waaruit onmiskenbaar een eigen stem spreekt.
De boodschap is duidelijk: het moederschap is niet altijd het idyllische plaatje uit de glossy magazines, de verwachtingen die sociale conventies opleggen zijn voor sommige vrouwen moordend. Mooi is ook dat de psychische verwarring een pendant krijgt in de literaire weergave: bij momenten is het niet duidelijk of iets realiteit of hallucinatie is. Sommige zinnen of passages zijn dan weer grappig omdat ze een verrassende wending krijgen. Harwicz heeft een ijzersterk debuut geschreven dat de lezer met een ongemakkelijk gevoel achterlaat. Verontrustend, hard en duister. Demonisch en claustrofobisch. Een mokerslag.
Kris Velter
Ariana Harwicz – Sterf, liefste. Uit het Spaans vertaald door Eugenie Schoolderman. Vleugels, Bleiswijk. 128 blz. € 23,95. Te koop in de beter boekhandel of rechtstreeks bij de uitgeverij.