Recensie: De abele spelen
‘Stil dan, u hoort iets sterks van mij’
Voor wie een poosje de middeleeuwen in wil duiken, en tegelijkertijd zonder enige kennis van de oude taal de schoonheid van het Middelnederlands wil ervaren, zijn De abele spelen in de vertaling van Gerrit Komrij een aangenaam avontuur. Het werk is al in 1989 uitgegeven, maar deze nieuwe uitgave is stijlvoller, en gelukkig ontdaan van de half ontblote dame in kanten ondergoed op de voorkant, die mij destijds – in mijn eerste studiejaar Nederlands – al tegenstond, en mij de jaren daarna ervan weerhield deze uitgave aan leerlingen uit te lenen, omdat zij behalve de dame in ondergoed op de voorkant, ook tussen de abele spelen en sotternieën door steeds een afbeelding van een borst of ander intiem vrouwelijk lichaamsdeel zouden tegenkomen. Er zijn grenzen aan mijn enthousiasme om leerlingen de prachtige middeleeuwse literatuur bij te brengen. Met deze nieuwe uitgave is het probleem opgelost en blijft er volop ruimte voor de verbeelding over.
Het prettige van deze uitgave is dat de Middelnederlandse tekst op de linkerpagina staat en de vrije vertaling van Komrij op de rechter. De lezer kan dus kiezen voor een van beide of voor een combinatie. Ook voor de leek die nieuwsgierig is naar de oorsprong van onze taal, zijn deze abele spelen heel toegankelijk. Het werk bevat geen ingewikkelde inleiding die je eerst moet bestuderen om het werk te kunnen begrijpen. De stukken spreken, zeker voor een eerste kennismaking, voor zich. Wie belangstelling heeft, kan zich altijd verder verdiepen.
Het begrip ‘abel’ is niet eenvoudig te vertalen. Zelf leerde ik dat het ‘edel’, ‘hoofs’ of ‘ernstig’ kon betekenen. Het gaat om vier toneelstukken die zijn overgeleverd in het handschrift Van Hulthem, waarin de hoofse liefde een belangrijke rol speelt: ‘Esmoreit’, ‘Gloriant’, ‘Lanseloet van Denemerken’ en ‘De winter en de zomer’. Elk abel spel wordt opgevolgd door een ‘sotternie’, oftewel een ‘klucht’, waarin hetzelfde thema speelt, maar dan op een wat platte, humoristische en expliciete manier: ‘Lippijn’, ‘De busblazer’, ‘De heks’ en ‘Rubben’.
Het is opmerkelijk hoe de thema’s van de stukken eigenlijk heel aardig aansluiten bij hedendaagse thema’s. Zo speelt in twee van de vier abele spelen, namelijk ‘Esmoreit’ en ‘Gloriant’, de kloof tussen de westerse, christelijke wereld en de oosterse islamitische wereld een belangrijke rol. Het is de liefde die – zonder al te veel geweld! – een christelijke jongeling met een islamitische schoonheid verbindt. Het waren rondreizende toneelgezelschappen die het middeleeuwse publiek meestal heel eenvoudig op het marktplein trakteerden op een toneelstuk met een duidelijke boodschap:
Neef Gloriant, je leerde naar behoren
Der Minnen Lusthof te bewerken.
En moge het resultaat je sterken,
Al was het wel eens onplezierig:
Je brengt het schoonste wezen hier
En nobeler is er ook geen.
Al is haar vader een Saraceen,
Hij is een hooggeboren man.
Zo eenvoudig is het. Waarschijnlijk waren de abele spelen in de middeleeuwen best verfrissend, omdat het publiek vooral geestelijke stukken of kluchten kreeg voorgeschoteld.
Het verhaal van ‘Lanseloet van Denemerken’ misstaat niet in de reeks #metoo-verhalen die in de eenentwintigste eeuw de ronde doen: Sanderijn wordt verkracht en vervolgens bruut aan de kant geschoven. Saillant detail is dat het hier niet zozeer de man zelf is die zijn behoeftes niet kan bedwingen, maar dat het de moeder van Lanseloet is, die hem hiertoe aanspoort. Deze variant ben ik in de moderne versies nog niet tegengekomen. Wat men ook van de middeleeuwers mag denken, Lanseloet komt er in dit stuk niet mee weg, en alle heren krijgen aan het eind een belangrijke boodschap mee:
Groot, dus, is de betekenis
Van hoofse taal voor elke man,
Steeds – en vooral ten aanzien van
De vrouwen. Spreek ze hoffelijk aan –
En geen van hen ooit iets misdaan.
Der vrouwen zegen zult gij krijgen.
Tussen de romantische en verheven stukken door wordt de lezer steeds even wakker geschud met een platte klucht, waarin bij voorkeur bedrog, overspel en ordinaire scheldpartijen langskomen, waarin het recht lang niet altijd zegeviert. Zo begrijpt in de laatste klucht, ‘Rubben’, een man niet helemaal dat zijn vrouw al na drie maanden huwelijk een kind baart, terwijl de meeste zwangerschappen toch negen maanden duren. Is het kind wel van hem? Zijn schoonmoeder weet hem ervan te overtuigen dat hij niet goed rekent, want voor het huwelijk kende de jongen het meisje al drie maanden en ook toen lag hij haar al gezellig warm te houden, en hij is volgens haar drie andere maanden vergeten mee te tellen, want dat waren de nachten, waarbij je totaal toch op negen maanden komt. Zijn schoonvader prijst de rekenkunsten van zijn vrouw, maar scheldt – als zijn schoonzoon weer weg is – zijn vrouw de huid vol, omdat zij hem bij hun eigen huwelijk hetzelfde kunstje geflikt heeft.
De vertaling mag dan eerder een bewerking zijn en niet altijd zorgvuldig verantwoord, Komrij is zelf een dichter van rijke taal, waarmee hij de levendigheid van het Middelnederlands dan toch aardig benadert. Deze teksten zijn daardoor ook bijzonder geschikt voor jonge lezers, die nodig zijn ‘om een traditie in stand te houden en tegelijk die traditie kritisch onder de loep te nemen. Alleen dan blijven teksten in leven,’ aldus Coen Peppelenbos in het nawoord.
Dietske Geerlings
De abele spelen – Vertaling Gerrit Komrij. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 350 blz. € 23,50.