Recensie: Sander Kollaard – De kleuren van Anna
Een hogere poëtische waarheid
Kollaards romans overdonderen door hun sereniteit. De alledaagse personages in zijn romans lijken op elkaar: ze modderen wat aan vanuit een aanstekelijke vitaliteit, verlangen bedeesd naar schoonheid terwijl ze de eindigheid van het leven ten volle beseffen. De stijl is sinds zijn romandebuut Stadium IV fijngevoelig, trefzeker. Ook de net verschenen roman De kleuren van Anna cirkelt op een lichtvoetige wijze rond de broosheid van het leven, in een sensitieve stijl en secure constructie.
De ik-persoon blikt terug op een markante vrouw uit zijn omgeving:
Anna was bij onze eerste ontmoeting even in de zeventig. Ze had een hond, net als ik, en we raakten aan de praat in het dorp. Ze stelde zich voor, wees vaagjes in de richting van het huis waar ze sinds een paar weken woonde, en vertelde me toen dat ze als jonge vrouw een paar uur had gevochten met een engel.
Ik vertel dat verhaal zo vaak ik maar kan, zei ze, terwijl ze een snelle stap deed om een hondenlijn te ontlopen, zodat ik het kan blijven geloven. Je moet soms je best doen om de waarheid te blijven zien.
Het is dit vanzelfsprekende vermengen van het aardse met het mysterieuze dat direct biologeert. Anna ontnuchtert, roept op tot het gebruik van je verstand, terwijl ze tegelijkertijd zelf behoorlijk grillig in haar gedrag kan zijn. Naarmate de roman vordert blijkt zij meer op haar kerfstok te hebben dan je zou vermoeden. Het is een geraffineerde, eigenzinnige dame, die qua persoonlijkheid en drijfveren doet denken aan hoofdpersoon Janina Duszejko uit de weergaloze roman Jaag je ploeg over de botten van Olga Tokarczuk.
De ik-persoon herinnert zich de tientallen gesprekken die eerst over ditjes en datjes gingen en later over serieuzere onderwerpen: Zweedse bosbouw, metamorfoses, Shakespeare, de Amerikaanse politiek en over de psychologische werking van kleur. Door zijn gesprekken met Anna is de ik-persoon op onderzoek gegaan naar de betekenis van kleur in het algemeen en van de kleuren rood, geel, blauw en groen in het bijzonder. Dankzij die conversaties gaat hij de wereld anders waarnemen. Zo beschrijft Anna hem eens hoe ze het aanbreken van de dageraad ervoer: ‘met dat licht verschenen kleuren in het water die ik niet eerder had gezien, niet omdat ze er niet waren, maar omdat ik tot dan toe verzuimd had te kijken.’
Anna blijft steeds degene die relativeert en dat is ook wel nodig, want de ik-persoon kan zich behoorlijk vergalopperen in breed uitgesponnen rationaliseringen en stellige verklaringen:
Dankzij jou ben ik het gaan zien, Anna, zei ik. Kleur. Als je er eenmaal op let, is er veel kleur in de wereld. Wie de wereld wil begrijpen, zal kleur moeten begrijpen.
Dat lijkt me een tikje overdreven, zei ze, maar ik begrijp je punt.
Deze laatste twee zinnen komen repeterend terug, vooral als sentimentaliteit de overhand dreigt te nemen:
Ik ben dood, schrijvertje, kon ik haar bijna horen zeggen. Ik waardeer je verdriet maar blijf alsjeblieft in het licht van de helderder rede. Het is goed en juist dat de levenden de dode dragen, niet de dood het leven.
Alles wat ze bespreken krijgt diepgang bij de gratie van het contrast tussen hen twee. Iedere midzomernacht zaten ze samen bij de eik, met hun honden, dronken ze de hele bleekblauwe nacht aquavit en filosofeerden ze. De laatste keer spraken ze over Thoreau, zijn boek Walden en mijmerden ze over zijn uitspraak dat de wereld groter is dan onze blik weet te vangen. De ik-persoon theoretiseerde:
Zo’n verhaal moeten we natuurlijk niet letterlijk nemen, maar als een hogere poëtische waarheid. Zijn woorden. Verhalen zijn geboren in de vroegste uren van ons bestaan, schrijft hij, en van generatie op generatie doorgegeven (…) steeds een beetje aangepast, maar nog altijd herkenbaar en dus een bewijs van een gedeelde humaniteit. Een hogere poëtische waarheid: we zijn met elkaar verbonden omdat we ons kunnen vinden in verhalen, omdat we er thuis zijn, er de weg weten, zelfs al kunnen we ze lang niet altijd met ons verstand begrijpen.
Doorschenken, schrijvertje.
Je gaat wel erg snel.
Het is midzomer dus ik ga zo snel ik kan.
Kollaards rijkgeschakeerde roman blijft lang resoneren. Hij brengt nu eens luchtige toetsen aan waar het te geëxalteerd dreigt te worden en dan weer arceert hij groeven in de oppervlaktelaag die reiken naar de universele diepte van het mens-zijn door terug te gaan naar de essentie. Ook met De kleuren van Anna vertelt Kollaard je niet wat je moet zien of hoe je moet kijken, maar verruimt hij het spectrum van je blik.
Miriam Piters
Sander Kollaard – De kleuren van Anna. Van Oorschot, Amsterdam, 180 blz. € 22,50.