Column: L.H. Wiener – Loes en Sarah
Loes en Sarah
Onze Loes verdronk in de nacht van 27 op 28 oktober 2018, waarschijnlijk door een rotgeintje van een rotvleermuis, waardoor ze vanaf de kademuur te water raakte. De geschiedenis herhaalt zich, naar verluidt, zodat men na een eerste wereldoorlog ook een tweede mocht verwachten.
Ik had voor Loes een twaalf meter lange scheepstros aan het einde van de baai opgehangen. Het betrof een afgedankte touwkabel die drijvend op het wateroppervlak en schuin oplopend naar de bovenkant van de muur, Loes aan twee kanten de mogelijkheid bood uit het water te klimmen. Die dikke tros hangt er nog steeds, al drie jaar inmiddels, maar hij heeft Loes niet kunnen redden,
Op 3 april van dit gaande jaar schreef ik een kolom voor de Tzum met als onderwerp de zes stukken kabelaring die ik had besteld bij de firma J.E. Staal te Groningen om ze, ter redding van onze tweede poes Sarah, op te hangen aan de houten balk die met afmeerringen langs de kade bevestigd is. Een kabelaring is een gevlochten stootrand voor motorjachten, prachtig materiaal voor meerdere doeleinden. Ik had met die zes stukken touw, door de firma Staal professioneel afgebrand, de hele muur bestreken, met tussenruimtes van 12 meter.
Mocht Sarah te water raken dan kon ze nu een van de trossen grijpen en zichzelf op de kadebalk trekken. De rest zouden we dan samen doen. Ik hoefde slechts de Nelly, mijn grachtenbootje, los te gooien en het sloepje langs de kade naar haar toe te trekken.
*
Loes en Sara.
Deze twee poezen hebben elkaar nooit gekend, maar zijn op een curieuze manier toch met elkaar verbonden geraakt en niet alleen omdat beide dieren (het herhalingsmechanisme der geschiedenis indachtig) in het Spaarne zijn gevallen.
Ik spreek nu over 7 juli 2021, laat in de middag.
Sarah had in die tijd haar actieradius over de gehele lengte van de terrassen aan het water uitgebreid en vertoefde graag in oostelijke richting op het landje bij de Papentorenvest, eerder de favoriete hangplek van Loes, die daar begraven ligt.
Plots hoorde Ant een grauwend en grommend geblaas, zoals alleen een woedende kater kan voortbrengen.
Op dat moment bevond ik me elders, maar toen ik thuiskwam zag ik Ant met een doordrenkte Sarah, die drie maten kleiner oogde. Ant hield een handdoek gereed, waarmee het dier zich niet wilde laten droogwrijven. Poezen beschikken over een ondoordringbare eigenwaan, die zijzelf niet bevatten en heel gewoon vinden.
Een bewoner aan de overzijde van de baai had het incident zien gebeuren. Het bleek om een grote zwarte kater te gaan, die kennelijk vond dat Sarah zich op zijn territorium bevond en de aanval had ingezet, waarvan onze poes zo schrok dat ze van angst achterwaarts in het water tuimelde en zich op de daar hangende tros nog in veiligheid wist te brengen.
Dat de tros van Loes, nooit door haar gebruikt, Sarah heeft gered is een gedachte die mijn gemoed vertroost.
L.H. Wiener