Column: Coen Peppelenbos – Hoe een docent bijleert
Hoe een docent bijleert
Een van de schrikbeelden in het onderwijs, ik heb hem wel vaker genoemd, was mijn oude leraar aardrijkskunde die jaar in jaar uit dezelfde lessen gaf aan de hand van sheets die hij op de overheadprojector legde. Zijn didactische werkvorm was ‘overschrijven wat ik eerder heb opgeschreven’ en voor de rest de Geo geordend uit je hoofd leren. De les begon standaard met een overhoring van de lesstof door één leerling die voor de klas moest staan en de vragen beantwoorden van de leraar over het opgegeven huiswerk. Ik droomde vooral weg bij de foto’s van Balinese jongens in de Geo geordend, maar haalde toch (of juist daardoor) goede cijfers op aardrijkskunde.
Als docent ontkom je er niet aan om in herhaling te vallen. Dat is niet slecht, want iedereen bouwt een bepaald repertoire op van lessen die werken. Om de colleges voor mezelf fris te houden stop ik bij elke module minimaal één nieuw boek tussen het repertoire. Zo bouw je je eigen kennis uit en word je gedwongen om ook met een frisse blik naar je eigen lessen te kijken. Komend half jaar staat in iedere geval Suriname ik ben van Bea Vianen op het programma als vervanging van De stille plantage van Albert Helman.
Bij mijn masterstudenten heb ik nog meer vrijheid ingebouwd. Zij mochten, naast de verplichte titels die ik had opgegeven, ook zelf een titel halen uit het Basisboek historische letterkunde van Bas Jongenelen. Of de tekst nu behandeld werd of alleen maar genoemd, ze waren vrij om te kiezen en moesten daar een korte presentatie over geven. Het resultaat was verrassend, vooral door de hoeveelheid werk die ze in de presentaties hadden gestopt. Naast een klassieker als Mariken van Nieumeghen werd ook gekozen voor Wonderlicke Avontuer van twee goelieven, het werk van Suster Bertken, Anna Bijns, Jacob van Maerlants Der naturen bloeme, Hue Mars en Venus tsaemen bueleerden, Walewein en De burggravin van Vergi.
Dat laatste werk, dat ik altijd links had laten liggen, is fantastisch (vooral in de lekkere vertaling van Willem Wilmink). Overspel, jaloezie, roddelzucht, echte liefde, dood; alles komt langs in nog geen 1200 regels. Ik zou het zo willen opnemen in de klassiekenreeks met werken die ik blijvend in druk wil hebben. Vooral het gebrek aan moralistisch gezever is weldadig. Niet het overspel van de burggravin wordt veroordeeld, maar juist de bemoeizucht van de na-ijverige hertogin. Gelukkig wordt haar hoofd aan het eind van het verhaal gekliefd.
Nu ik 57 ben, begint het langzamerhand te dagen dat het me niet gaat lukken alle literatuur in de wereld te lezen. Je expertstatus als docent is uiterst relatief. De kennis van mijn studenten is groter dan ik dacht. De beste manier om routine te voorkomen is door de les uit handen te geven.
Coen Peppelenbos