In haar Volkskrantcolumn legt Sylvia Witteman vandaag de nieuwe roman van Philip Huff, Wat je van bloed weet getiteld, op de snijtafel.

De aanleiding lijkt een eerdere uitspraak van Huff te zijn. De schrijver zei namelijk in een interview met De Groene Amsterdammer dat hij Tolstoj ‘een ouwehoer’ vindt en Dostojevski ‘een verschrikkelijke stilist’.

Witteman schrijft:

Jeetje! Mijn geliefde Tolstoj, een ouwehoer? Zou Huff echt weleens iets van Tolstoj gelezen hebben, of vindt hij álle dikke boeken van ‘witte mannen’ bij voorbaat geouwehoer? Dat kan, natuurlijk. Maar waarom is Dostojevski een vreselijke stilist? Ik heb zelf ook bezwaren tegen Dostojevski, maar dat betreft meer zijn akelige visie op de mens dan zijn stijl.

Vervolgens legt ze de nieuwe roman van Huff langs haar literaire meetlat:

Ik moest wel een beetje lachen trouwens, want ik had toevallig net Huffs eigen nieuwe roman gelezen. Wat je van bloed weet heet die, een bedrieglijk pakkende titel voor een boek dat ik met moeite uit kreeg.

Ze vervolgt:

Voor iemand die blijkbaar gesteld is op een goede stijl gebruikt Huff bijvoorbeeld lelijke anglicismen. Hij heeft het over een ‘blatende alarmklok’ (waarom geen wekker?) en ‘missende’ tanden in plaats van ontbrekende. Het zal de generatiekloof wel zijn, maar zoiets ergert me. Ook Huffs besluit om de roman in de tweede persoon enkelvoud te schrijven, de jij-vorm dus, bevalt me niet. Afstand scheppen was ongetwijfeld het doel, maar het heeft iets parmantigs, iets onaangenaam vergezochts.

En:

Voorts is er, vooral in de tweede helft van het boek, sprake van een opvallend grote hoeveelheid geouwehoer. En dan geen geouwehoer waar Gods zegen op rust, nee, sáái geouwehoer.

Om te eindigen met:

En dan Tolstoj een ouwehoer noemen! Wat een gotspe.