Recensie: Ayşegül Savaş – Wit op wit
Een rijke roman over identiteit, lichamelijkheid en kwetsbaarheid
Ayşegül Savaş is een Turkse schrijfster die in Parijs woont en werkt. Haar verhalen, essays en romans schrijft ze in het Engels. In haar debuutroman, Lopen op het plafond, ontmoet het hoofdpersonage een auteur in een boekhandel waarna er gesprekken ontstaan tussen beide personen. Een zelfde procedé gebruikt Savaş voor Wit op wit, haar tweede roman. Een naamloze kunststudent komt naar de grote stad om te werken aan onderzoek naar twaalfde- en dertiende-eeuwse gotische naakten. Ook de stad is naamloos. Gedurende een jaar duikt de student in archieven en bezoekt kathedralen. Een tijdelijke woning wordt gevonden in het appartement van een hoogleraar Middeleeuwse studies en zijn vrouw Agnes, een kunstschilder. Het koppel woont elders, maar de afspraak is dat Agnes soms in de studio boven het appartement zal overnachten bij haar bezoeken aan de stad. Al snel blijkt dat Agnes er bijna permanent verblijft.
Tussen de kunststudent en Agnes ontstaat een speciale band, gebaseerd op gesprekken. Eigenlijk zijn het meer monologen van Agnes waarbij de ik-figuur dient als klankbord voor haar verhalen en opvattingen. We weten waarom de student de stad als uitvalsbasis kiest: het historisch onderzoek, de nabijheid van bibliotheken, archieven en kathedralen. De student wil immers een leemte opvullen: er bestaan geen studies naar de iconografie van het middeleeuwse naakte lichaam. Daarom moet een poging ondernomen worden om te ‘kijken naar de naakte menselijke vorm met de blik van de middeleeuwse mens.’ Deze opdracht is aartsmoeilijk:
Er bestond geen duidelijke studierichting waarbij je in andermans bewustzijn kroop, historisch of niet. Dit was een even moeilijke opdracht als je eigen geest ontwarren, elke laag van je gedachten met al haar vooroordelen en vermoedens ontrafelen.
Over de student komt de lezer verder erg weinig te weten. De identiteit van deze ik-persoon bestaat uit luisteren en observeren. Misschien is de student naamloos opdat Agnes centraal kan komen te staan. Want Agnes heeft net heel veel te vertellen en door dat vertellen toont ze geleidelijk aan haar naaktheid. Ze vertelt over haar opvattingen over kunst, over haar jeugd, haar studentenjaren, haar huwelijk en haar kinderen. Haar werk heeft te maken met het bereiken van stilte en het loslaten van ballast tot een ‘zuivere mentale staat’ wordt bereikt. Haar recente werk bestaat uit schilderijen bestaande uit diverse tinten wit en evoceert die leegte en die zuivere mentale staat. De figuren op haar schilderijen zijn afkomstig uit dezelfde periode uit de Middeleeuwen als de naakten uit het onderzoek van de student. Op die manier ontstaat er parallel een academisch en kunstzinnig onderzoek. Sowieso vertelt Agnes’ kunst ook iets over haar verhouding tot de wereld. En wat niet wordt getoond is misschien wel het belangrijkste:
Gold dat niet voor alle kunst, vroeg ik, dat de kracht ervan evenzeer lag in afwezigheid, in de weloverwogen keuze van wat verzwegen werd, als in wat werd vertoond?
Ook over haar leven heeft Agnes veel te vertellen. Al snel blijkt dat ze zoekend is, dat ze voortdurend twijfelt, angstig is en dat het eigenlijk gewoon niet goed met haar gaat. Belangrijk is natuurlijk ook hoe ze zich verhoudt tot haar eigen lichaam. Die verhouding wordt gethematiseerd door haar verhalen over seks, begeerte, moederschap en overspel. Hoe is de band met haar kinderen? Waarom verblijft ze zoveel in de studio in plaats van bij haar man te wonen? Is het ‘ontrafelen’ van haar eigen bewustzijn een even moeilijke opdracht als het onderzoek naar de middeleeuwse blik van haar toehoorder?
Wit op wit is geschreven in een heldere taal, maar onderzoekt de meest complexe vraagstukken over leven en kunst. Daarom is het boek zowel afstandelijk als betrokken. Ayşegül Savaş heeft een cerebraal boek geschreven waarin de handeling tot een minimum wordt beperkt maar waarin de ideeën de hoofdrol krijgen. Dit alles is vergelijkbaar met Lopen op het plafond: ook in haar debuutroman schuilt een enorme ideeënrijkdom onder stilistische eenvoud. En het is nu juist dat aspect van haar werk dat zo immens fascinerend is. Er wordt van op een afstand, bijna koel, verteld, maar de explosie aan filosofisch aandoende ideeën maakt de roman ontiegelijk rijk. Wat is eigenlijk een zelf? Kan een zelf maar bestaan in betrekking tot een ander? Is iemand pas iemand indien een ander zich een beeld vormt, een constructie maakt? Hoe komt het dat zo’n constructie radicaal kan veranderen indien anderen die constructie aanvallen? En bestaat een persoon, of kunst, ook uit wat niet in woorden wordt gevat, uit dat wat wordt weggelaten? Is de studie naar het naakt misschien ook een studie naar de fragiliteit van het leven zelf, en dat van Agnes in het bijzonder? Bovendien is het opmerkelijk dat de roman lijkt opgetrokken uit een klassiek dualisme: het goede en het kwade, het zondige en het deugdzame, het intellectuele en het lichamelijke. De student verwijst in dit verband naar de middeleeuwse opvatting over de huid als deken die het geheime en innerlijke leven bedekt. Maar wat is de betekenis van dit dunne deken? Wat is bij uitbreiding de betekenis van het lichamelijke en de verhouding tot het innerlijke, psychische en kwetsbare leven?
Wit op wit is een opmerkelijke roman die is geschreven in spaarzaam proza en belangrijke vragen opwerpt. Savaş is er opnieuw in geslaagd om een uitermate fascinerende en rijke roman te schrijven die nog lang blijft nazinderen. Het mooie is ook dat weinig eenduidig is zodat elke lezer eigen klemtonen kan leggen en de roman dus op een andere manier kan interpreteren.
Kris Velter
Ayşegül Savaş – Wit op wit. Vertaald uit het Engels door Willem Hoogendoorn. Kievenaar, Heveadorp. 160 blz. € 20.