Column: Coen Peppelenbos – Klaarke Tanja
Klaarke Tanja
Voor mensen in het westen van het land zal de naam Klaarke Tanja niets zeggen. In Drenthe was zij onder de duizenden leden van de Literatuurclubs Drenthe een geliefde boekbespreker. Zij verzorgde jarenlang een van de uitwerkingen van de vier boeken die in heel Drenthe (en Overijssel en Groningen) werden gelezen in het seizoen en ze hield lezingen over die boeken in zalen waar meer dan honderd mensen, voornamelijk vrouwen, terechtkonden. Via haar heb ik dat werk ook een paar jaar gedaan en dus van binnenuit de kracht gezien van de organisatie die door de boekenkeuze meteen zorgt voor een herdruk.
De eerste keer dat ik Klaarke Tanja ontmoette, was ze geen literatuurbevorderaar, maar moeder. Haar dochter zat bij mij in de klas en ze gebruikte het tien minuten-gesprekje om te kijken wat voor vlees ze in de kuip had, want er was helemaal niets aan de hand met die dochter: geen slechte cijfers, geen gedoe, niks. Een paar jaar later werd zij mijn collega bij de NHL. We spreken over de jaren negentig. Naast de lerarenopleiding Nederlands werd er ook een ander uitstroomprofiel gemaakt voor mensen die ook toen al niet het onderwijs in wilden. Publiciteit en presentatie heette de opleiding. Elders in de hogeschool werd de opleiding Communicatie uit de grond gestampt dus die naam was helaas niet meer voorradig. Nieuwe docenten zoals Klaarke en ik werden overal ingezet, maar uiteindelijk verhuisde zij met een vast contract naar Communicatie en mocht ik bij Nederlands blijven. Dat deed een beetje zeer bij haar, geloof ik, want dat betekende dat ze een beetje werd afgesneden van de literatuur. Die smokkelde ze overigens wel weer binnen bij de cursussen die ze bij Communicatie gaf.
Afgelopen donderdag vroeg Pauline Durlacher van de Schrijversvakschool Groningen of ik wist of Klaarke was overleden. Ik wist het niet, maar kreeg al snel een mail van een collega bij Communicatie die een bericht van haar overlijden had gekregen. De laatste jaren, na haar pensionering, was ze bezig met het schrijven van een boek; de lezer was een schrijver geworden.
Ik stuurde het overlijdensbericht door naar mijn vaksectie, maar op één collega na, die haar ooit als docent had gehad, wist niemand meer wie ze was. Van de groep collega’s met wie ik begonnen was ben ik de enige die er nog steeds werkt, de rest is met pensioen of is al overleden. Pas achteraf besef je welke rol mensen in een groep hebben gespeeld en Klaarke was iemand die niet zeurde, die altijd openstond voor nieuwe ideeën en die kon genieten van gesprekken over literatuur (en dan maakte het niet uit dat we het, bijvoorbeeld over een boek van Nadine Gordimer, totaal oneens waren).
Als iemand overlijdt, dan komen er altijd anekdotes je hoofd binnenzeilen die geen recht doen aan de persoon, maar die zich wel op de voorgrond dringen. Bij een introductiekamp (iets wat ik haat en de laatste jaren met liefde aan mijn collega’s overlaat, maar wat zij fantastisch vond – een nieuwe groep jongeren voor wie ze kon koken en met wie ze in gesprek ging) was de laatste avond altijd gereserveerd als bonte avond. De middag daaraan voorafgaand kwam ze zeer verontwaardigd naar ons groepje collega’s gelopen. ‘Moet je horen. Een student vroeg aan mij of ze een jurk van mij mocht lenen voor de bonte avond. En toen ik dat goedvond, zei zij: “Ja, want ik moet een oud wijf spelen!”‘ De verontwaardiging sloeg al snel om, omdat we zo enorm moesten lachen en Klaarke gelukkig ook. ’s Avonds speelde de student in een van haar jurken.
Bij de Literatuurclubs Drenthe, die onlangs hun vijftigjarig bestaan vierden – zonder Klaarke, ik weet nu waarom – bestond er geen rivaliteit tussen Klaarke en mij. Zij was de grande dame van de besprekingen. Dat wisten we omdat er elk jaar een rapportage kwam waarbij de besprekers in kwestie een rapportcijfer kregen. Klaarke kreeg altijd een 8 of hoger, maar ik kreeg het eerste jaar slechts een dikke 6. Ik sprak te veel over mijn boek als een criticus, te negatief vonden veel mensen. Klaarke gaf de mensen verschillende perspectieven op het boek, zonder daar een oordeel aan te koppelen. Daar heb ik veel van geleerd, al heb ik als leraar ook te lang de criticus gespeeld. Juist bij leesbevordering draait het – de Stichting Lezen zou er iets van kunnen leren – om mensen die vanuit hun kennis bevlogen kunnen praten over boeken. Geen gratuite oordelen, maar een boek ontleden en kunnen wijzen op de bijzonderheden. Klaarke Tanja heeft op die manier in kleine en grote kring honderden boeken besproken voor duizenden mensen, zonder haar eigen ego op de voorgrond te stellen. Denk je eens in wat een kracht dat is. Ik hoorde bij de afscheidsdienst in de Catharinakerk op de Brink in Roden dat ze drie weken geleden nog haar laatste leeskring had gedraaid voor een kleine groep mensen die ze al decennialang begeleidde. De leden wisten dat het de laatste keer zou zijn.
De laatste keer dat ik Klaarke zag, was tijdens een openbare lezing van Ellen Deckwitz toen zij gastschrijfster was bij de universiteit in Groningen. Daar hoorde ik voor het eerst over de kanker die haar leven was binnengeslopen, maar daar wilde ze het niet echt over hebben. Of ik nog een mooi boek had gelezen? Dat is alweer vijf jaar geleden.
In de Catharinakerk was Klaarke vooral vrouw, moeder en grootmoeder. Het was voor iedereen in de kerk, die afgeladen vol zat, duidelijk dat Klaarke iemand was die anderen stimuleerde om dingen te ondernemen: lezen, kunst proeven, de wereld ontdekken, mens zijn.
Het boek dat ze aan het schrijven was, is onvoltooid gebleven.
Coen Peppelenbos
(Foto van Klaarke Tanja die toegesproken wordt bij haar afscheid aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden in 2010.)
De laatste boekbespreking was heel speciaal. Klaarke wilde niet dat het de laatste keer was, maar het was wel zo. We hebben afscheid genomen en zullen haar erg missen.