Recensie: Dorothy Baker – Jonge man met trompet
Perfecte jazz
Rick Martin groeit op bij zijn tante en oom omdat zijn moeder vlak na zijn geboorte is overleden en zijn vader ervandoor ging. Hij dwaalt als kind door de straten van Los Angeles, min of meer overgelaten aan zijn lot. In Jonge man met trompet vertelt Dorothy Baker het verhaal van deze Rick en hoe hij een van de grootste, misschien wel de grootste jazztrompettist werd aan het begin van de vorige eeuw.
Zwervend door de stad stapt de kleine Rick een kerkzaal binnen waar een piano staat. Omdat er overdag verder niemand is, begint hij te spelen en ontdekt hij hoe zo’n instrument werkt. In de bibliotheek leest hij alles wat los en vast zit, maar school heeft allerminst zijn voorkeur en wanneer hij naar de middelbare school zou moeten, neemt hij een baantje bij een kegelbaan: hij zet de kegels na ieder worp weer rechtop. Hij ontmoet daar Smoke, die de vloer aanveegt, maar dat zo ritmisch doet, dat Rick vermoedt dat hij ook iets met muziek doet.
Samen gaan ze ’s avonds laat bij een jazzclub buiten onder het raam zitten om naar alle melodieën te luisteren. Rick absorbeert ieder noot. Als ze later in contact komen met de muzikanten gaat het snel. Rick wordt opgenomen in de band, mag af en toe meespelen en iedereen is er van overtuigd dat hij groot zal worden in de muziek. Hoewel hij fantastisch pianospeelt, wat hij zichzelf heeft aangeleerd, ligt zijn liefde bij de trompet.
Rick is de enige witte tussen de zwarte jazzmusici. Hij stoort zich daar allerminst aan en de anderen ook niet, maar wanneer hij zich later elders in het land bij een combo aansluit, deze keer met alleen blanke muzikanten, merkt hij dat er een grote scheidslijn is en er neergekeken wordt op ‘negerjazz’. Uit jaloezie, concludeert hij al snel. Met het muzikale succes neemt ook de drankconsumptie toe. Gin wordt in grote hoeveelheden achterovergeslagen. Slaap schiet erbij in.
Rick leeft voor de muziek, het liefst speelt hij avond aan avond en als andere bandleden af en toe pauze willen om zelf te dansen, blijft hij op het podium. Zijn ster wordt ontdekt en hij wordt als het ware doorverkocht, een muzikale transfer, hoewel hij daar zelf geen weet van heeft. Hij kan als geen ander variëren op bestaande thema’s en andere muzikanten daarin meenemen. Zijn improvisatietalent is ongekend en zijn kennis van de jazz is enorm. In New York komt hij bij een van de beroemdste bigbands, die van Phil Morisson, en wordt daar eerste trompettist. Ook loopt hij daar Smoke weer tegen het lijf en ze zetten hun hechte vriendschap voort. Hij staat nu bovenaan de ladder en dan lijkt vallen onvermijdelijk.
Het is wonderlijk. Het had net zo goed niet kunnen gebeuren, en misschien was het helemaal niet erg geweest als het niet was gebeurd, maar het was nu eenmaal zo: Rick Martin was, in de zomer van zijn twintigste levensjaar, al een doorslaand succes.
Dorothy Baker (1907-1968) geeft een prachtig beeld van de jazzmuziek in die tijd, van het ontstaan van melodieën door eindeloze improvisaties, van het harde leven als je de top wilt bereiken. Op luchtige toon beschrijft ze hoe het talent van Rick door verschillende ontmoetingen en gebeurtenissen komt bovendrijven. En hoewel hij snel opklom naar de top, viel hij nog veel sneller naar beneden. Zijn volledige overgave aan de jazz, de eindeloze nachten vol drank en muziek, hadden hem uitgeput. Hij wilde nog wel, maar kon niet meer. Hij leefde voor de muziek, tot het niet meer ging.
Arjen van Meijgaard
Dorothy Baker – Jonge man met trompet. Van Maaskant Haun, 232 blz. €19,50.