Essay: Cor Gout over Erfgrens van Marco Martens
Voor, op en over de erfgrens
Het gezin van het hoofdpersonage Hubert in Erfgrens van Marco Martens bestaat naast hem uit Anne (zijn vriendin), Isa, zijn dochter, en Ties, zijn zoon, het tweede kind. De vader die het gezin niet lang na Huberts geboorte verliet, werd opgevolgd door Cor, iemand die met zijn handen werkt en niet op zijn mondje is gevallen. De moeizame omgang van Hubert met zijn natuurlijke vader duurt twaalf jaar.
De namen van Huberts vrienden uit zijn geboortedorp Luykgestel zijn Camiel, Twan en Brian. Te midden van hen voelt Hubert zich op zijn gemak, in andere kringen komt hij maar amper over de grens. ‘Wij zijn betere luisteraars dan praters, we spreken lucht, zijn bang de ander tot last te zijn,’ verklaart hij zijn drempelvrees tegenover Camiel. Die antwoordt: ‘Je omgeving vindt het fijn als je aangeeft waar je grenzen zijn. Leer te voelen waar ze liggen.’
De verhuizing van Luykgestel naar een Rotterdamse nieuwbouwwoning is groot. Terwijl het gezin in ontwikkeling is, stagneert de bouw van het nieuwe huis door bodemsanering (vervuiling). Wanneer het huis op een huis is gaan lijken loopt Cor kritisch langs de voorzieningen die volgens hem een stuk beter hadden gekund. Na de geboorte van Ties moet er nog veel aan de inrichting gebeuren. Wanneer het huis op een thuis is gaan lijken blijkt het thuis een rem op de energie van de onbegrensd taal en toon afgrazende spoken word-performer, Huberts professie. Thuís voelt hij zich pas op het podium, maar in zijn rol als vader is hij dat verre van. Dat hij van zijn kinderen houdt wordt gaandeweg het verhaal duidelijker. Na een optreden op het Bospodium van Camping De Kempen, waar hij zijn moeite met opvoeden speels aan het publiek heeft overgebracht, klemt Lisa zich aan Huberts benen vast. Dan, terugdenkend aan Huberts act, merkt Brian op: ‘Het was een omslachtige manier om te zeggen dat je van je kindje houdt.’ Huberts inzicht in de kinderziel blijkt onder meer uit zijn uitspraak: ‘Een kind hecht zich voordat het spreekt of patronen doorziet. Het vaart op wat het voelt. Isa is bij mij het meest op haar gemak als ik durf te zeggen: “Schat, ik weet het niet.”’
De bovenste laag van de aardkorst was hard. Al is de relatie tussen Hubert en Cor niet slecht, gladjes verloopt hij nu ook weer niet. De relatie met zijn natuurlijke vader, die hij en Anne tegenkomen op vliegveld Eindhoven, zij als reizigers op weg naar Stockholm, hij als douanier, is stroef. Iets te lakoniek vertelt de man over een rechtzaak die hem boven het hoofd hangt. Zijn dochter, behept met een verstandelijke beperking, had een gitaar van hem stuk gemaakt en hij, in woede uitgebarsten, had haar ongemeen hard geslagen. Het kan hem zijn baan kosten, maar ach, een uitkering is toch ook niet slecht?
Anne steekt Hubert een hart onder de riem: ‘Je mag trots zijn op wie je bent geworden zonder hèm.’ Later, wanneer Hubert aarzelt of hij zijn vader een mail zal sturen, drukt hij zijn twijfel tegenover Anne als volgt uit: ‘Ik ben vol vragen, maar ik denk niet dat hij kan zeggen hoe ik het vaderschap moet zien. (…) Een zoon verlangt naar een vader die voor hem vecht, die zich durft te tonen, zich niet verschuilt achter de omstandigheden.’ In een niet verstuurde mail (uitgaande berichten) noteert hij: ‘Kinderen krijgen is niet hetzelfde als vader worden.’ En verderop in de ‘proefmail’ beschrijft hij een herinnering die eindigt in een waardevol inzicht: ‘In het primaire gedrag van Ties zie ik herinneringen waarvan ik niet weet of ze waren vervlogen of verdrukt.’ Hij denkt daarbij aan die keer dat hij een grote hap cementzand had ingeslikt en het spul in een EHBO-post uit de maag gepompt moest worden. ‘Ik leer mijn zoon te kauwen, te doseren, zodat hij weet dat hij een vader heeft.’
Op de grens van de taal
‘Iwadin for Cotton Eye Joe’ verstaat de jonge Hubert wanneer hij naar het Rednex-nummer If it hadn’t been for Cotton Eye Joe (I’d been married a long time ago) luistert. Een staaltje van de fonetische taal waarmee kinderen Engelse liedjesteksten een plaats geven.
‘Beslismoe’ wordt Hubert van het maken van keuzen voor de aanschaf van attributen voor het nieuwe huis.
In zijn rap ‘Als er een feestje is ben ik THUIS’’ komen regels voor als:
Waar een opgewarmd hapje in een mum van tijd
Eindigt in een expressionistisch schilderij
Het woord ‘erfgrens’ in verschillende betekenissen omgrenst het verhaal in abstracties. De buitenmuren van de buren overschrijden de erfgrens met twaalf centimeter in de lengte van hun beide uitbouwen. Hubert lijkt het verschil niet te zien. Ergens in het verhaal stelt Camiel hem voor een bierviltje in twee gelijke delen te verdelen en dan landjepik te spelen. Cor en Huberts moeder overhandigen Hubert een document waarop staat aangegeven dat hij en zijn natuurlijke vader nog automatisch elkaars erfgenamen zijn. Dat heeft consequenties: bijvoorbeeld als zijn vader slecht verzekerd is dan moet hij het ontbrekende bedrag aanvullen. Wanneer het weer gaat over Huberts moeite om contact te maken met mensen met wie hij (nog) niet bekend is, bevrijdt Hubert zijn gedachte dat we om troost en betekenis te vinden gevoelens kunnen proberen te vangen in taal, in contact met anderen en in muziek (*). Het herkennen van een grens ontstaat juist doordat je leert je te verhouden tot een ander (**).
Anne sluit hierop aan door Hubert te adviseren even de drempel over te gaan, wat minder in zijn hoofd te blijven zitten. Het advies komt hem ten goede, met name in zijn betoog over kunstvernieuwing (**) tijdens een buurttop, nadat de ICT’er van nummer 2 hem heeft gevraagd of hij van zijn kunst kan leven en de ondernemer van nummer 7 heeft verteld dat zijn neef dancemuziek draait en dat hij daar een uitstekende boterham mee verdient.
Ik zeg dat die sector niet helemaal te vergelijken is met de mijne en dat we die successen niet aan inkomen meten moeten, maar dat we juist de vernieuwers moeten koesteren. De chef buitendienst van nummer 3 vraagt wat ik bedoel. Ik zeg dat het comfort van waaruit we vertrekken verandering vaak in de weg staat, bang als we zijn voor een confrontatie.
Anne kijkt me van een afstand aan en glimlacht, zo van: zie je wel dat je je weet te vermaken.
Een revolutionair is zelden populair, vervolg ik. We willen eerst tot een groep behoren en dan onze idealen verdedigen. Niet andersom. Maar zelfs een slagveld heeft een horizon. Een ideaal waarvoor gevochten is, het leren van fouten van toen. Bij ieder klein conflict schuilt in het verdwijnen van de mist de kans om het anders te doen.
Aan het werk op het erf met Cor, aan de slag met een bats, een grote schep met een groot, iets gebogen werkblad, leert Hubert dat het werktuig ook wordt gebruikt om grenzen aan te geven.
Grenzen van tijd en ruimte
De functie van het in de tekst noemen popnummers is tweeledig. Over de nummers in kwestie wordt iets verteld en het tijdsverloop in het verhaal wordt ermee aangegeven. Zo is (*) I Believe in miracles (in a better world for you and me) van The Ramones van 1989 (lp Brain Drain) en Cotton Eye Joe, dat Herbert op twaalfjarige leeftijd uit de jukebox van een snackbar hoort komen, is van 1995. De buurtapps die we geregeld te lezen krijgen hebben diezelfde functie, aangevuld met het tijdsmoment en de ruimte (de buurt) waarin de communicatie tussen buurtgenoten zich afspeelt.
Martens’ stijl van schrijven is open. Zinnen worden niet volgepropt met versierende woorden, ze bevinden zich in een ruimte die het lezen onthaast.
In café De Fles word ik als een verloren zoon onthaald. Ik stop mijn sjaal in de mouw van mijn winterjas en hang deze over een barkruk.
We zijn met Herbert café De Fles binnengegaan.
Cor Gout
Marco Martens – Erfgrens. Waar het vaderschap schuurt. Uitgeverij De Meent, Oud-Beijerland. 160 blz. € 18,99.