Recensie: Sylvia Plath – De glazen stolp
Trouwen, trouwen en nog eens trouwen
Alles draait om het huwelijk in De glazen stolp (1963) van Sylvia Plath. Van alle vrouwen wordt verwacht dat zij met een man trouwen. Ook voor hoofdpersoon Esther Greenwood, een briljante studente met schrijfambities die begin jaren vijftig stage loopt bij een modetijdschrift in New York, is er geen ontsnappen aan. Ik las deze klassieke roman, die in 1963 voor het eerst verscheen, na een intensieve lectuur van de Historie van mejuffrouw Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken en was verrast door de parallellen tussen beide boeken die bijna twee eeuwen schelen. Ook de lichte en humoristische toon van deze Amerikaanse coming of age-roman verbaasde me. Op grond van Sylvia Plaths tragische leven en haar zelfmoord had ik altijd gedacht dat The Bell Jar een nogal deprimerend boek zou zijn, wat het beslist niet is.
De adviezen over deugdzaam leven als meisje die de negentienjarige Esther van haar moeder en mevrouw Willard, de moeder van haar vriend Buddy, krijgt lijken sprekend op de raad en levenslessen voor meisjes in de achttiende eeuw in Sara Burgerhart. Net als Sara weet Esther dat het afgelopen is met haar vrijheid en haar intellectuele ontwikkeling als ze eenmaal getrouwd is. Als echtgenote moet zij brood smeren en koken voor haar man en zijn kinderen baren. Er worden tal van afschrikwekkende voorbeelden van huwelijken opgevoerd, die Esther allemaal even vreselijk lijken. Als ze teleurgesteld de zomervakantie thuis doorbrengt omdat ze is afgewezen voor een prestigieuze zomercursus aan Harvard bij een bekende schrijver ziet Esther buurtgenote Dodo Conway langs lopen. Dodo heeft aan Barnard gestudeerd maar zit sinds haar huwelijk met een architect gevangen in haar rol van huisvrouw en moeder van een almaar groeiende kinderschare.
Kort voor het einde van het semester wordt de hoofdpersoon slachtoffer van een gewelddadige aanranding door Marco. Na het seksuele geweld en de afwijzing voor de zomercursus wordt Esther, die gewend is aan studiesucces en beurzen winnen en verlangt naar gelijkwaardige seks met een jongen, depressief. Ze verwaarloost zichzelf en verliest het vermogen om te lezen en schrijven. Uiteindelijk belandt ze in een psychiatrische inrichting waar ze elektroshocks krijgt. Wie zou er nu met je willen trouwen, vraagt Esthers ex-vriend Buddy als haar behandeling bijna is afgelopen. Hij vraagt niet of ze het zal redden na deze moeilijke periode of of ze haar studie weer oppakt. Alleen het huwelijk telt.
De glazen stolp deed me niet alleen aan Sara Burgerhart denken, maar ook aan Een tevreden lach (1965) van Andreas Burnier en De geschiedenis van mijn seksualiteit (2021) van Tobi Lakmaker. Ook Simone, de hoofdpersoon van Burniers debuut, kan na een psychische crisis niet meer lezen. Zij trouwt uiteindelijk met een uitgever en stopt met studeren. Esther levert net als Simone en Sofie uit De geschiedenis van mijn seksualiteit ironisch en soms sarcastisch commentaar op mensen en denkbeelden. In alle vier deze Bildungsromans vechten de vrouwelijke hoofdpersonen tegen de verwachtingen van ouders en maatschappij. Ook in de nieuwste roman, die van Lakmaker, is heteroseksueel zijn de norm. Simones ouders verminderen haar studietoelage omdat haar pad niet lineair genoeg is. Esthers moeder is niet tegen haar universitaire studie, maar dringt erop aan dat zij ook steno leert zodat ze na haar studie Engels als secretaresse aan de slag kan, een passende baan voor jonge ongetrouwde vrouwen.
Mijn moeder zei telkens opnieuw dat niemand mensen met alleen Engels vroeg. Maar iemand met Engels die steno kon was iets heel anders. Die wilde iedereen wel hebben. Zo iemand zou erg in trek zijn bij de jonge carrièremakers, en ze zou de ene boeiende brief na de andere uitwerken.
Het nare was dat ik walgde van het idee dat ik op een of andere manier mannen zou moeten dienen. Ik wilde mijn eigen boeiende brieven dicteren.
Dat Esther heel andere plannen heeft, vertelt ze haar moeder niet. Haar verlangens worden verbeeld door vijgen aan een boom.
Aan het puntje van elke tak hing, als een dikke, donkerpaarse vijg, een prachtige toekomst te lonken en te wenken. Eén vijg was een man en een gelukkig gezin met kinderen, en een tweede vijg was een beroemde dichteres, en een derde vijg was een briljant professor en een vierde vijg was Europa en Afrika en Zuid-Amerika en een zesde vijg was Constantin en Socrates en Attila en nog een hele meute minnaars met gekke namen en onalledaagse beroepen, en een zevende vijg was een Olympische roeikampioene en achter en boven al die vijgen hingen nog veel meer vijgen die ik niet zo goed kon onderscheiden.
Omdat kiezen niet lukt, verhongert ze en verdrogen de vijgen. In de psychiatrische klinieken die Esther bezoekt, heeft ze niets meer te kiezen. Haar identiteit wordt daar uitgevaagd.
Hoewel Esther weinig voor een traditioneel huwelijk voelt, is ze wel heteronormatief. Als ze Joan, ook een ex-vriendin van Buddy Willard en patiënte in dezelfde psychiatrische kliniek als zij, in bed betrapt met een vrouw is ze geschokt. Ze voelt zich ‘kotsmisselijk’ en zegt later ‘ik kots van je’ tegen Joan. Een lesbische relatie boezemt haar nog meer afschuw in dan een heteroseksuele.
Waarom kon ik niet dromen van een leven gewijd aan de ene vette, drenzende baby na de andere, zoals Dodo Conway?
De lesbische relatie schokte niet alleen het hoofdpersonage Esther. In 1987, 34 jaar na Sylvia Plaths dood, klaagde de Amerikaanse psychiater en docent aan de Harvard Medical School Jane Anderson de makers en distributeurs van de film The Bell Jar (1979) en Ted Hughes, de weduwnaar van Plath, aan. Ze herkende zichzelf in het personage Joan en ontkende in de rechtszaal ooit een lesbische relatie gehad te hebben. De film zou haar in haar privacy en goede naam aantasten. Van de zes miljoen dollar schadevergoeding die de psychiater eiste, kreeg ze in een schikking 150.000 dollar toegekend. Ted Hughes bevestigde nog eens in een verklaring dat hij nooit heeft beweerd dat Anderson lesbisch is.
Een baby houdt Esther niet over aan haar eerste seksuele ervaring, ze heeft inmiddels een pessarium, wel een bijna dodelijke bloeding, die je eerder bij een bevalling zou verwachten dan na een ontmaagding. Opvallend is de onverschilligheid van haar minnaar Irwin, die haar hevig bloedend laat vertrekken, en van de artsen die Joan belt. De meeste hebben geen tijd en degene die wel tijd heeft, ziet Esther als een medische rariteit: slechts één op de miljoen vrouwen bloedt bijna dood nadat ze ontmaagd is. De bloeding stoppen lijkt bijzaak voor deze dokter, alsof bloeden zonder baby niet telt.
Marie-José Klaver
Sylvia Plath – De glazen stolp. Uit het Engels vertaald door René Kurpershoek. De Bezige Bij, Amsterdam. 288 blz. € 23,99.