Recensie: Mario Vargas Llosa – De oorlog van het einde van de wereld
Een schrijver wijst de weg
Denkend aan Latijns-Amerika zie ik [in 1984] revoluties en contra-revoluties, uitbuiting en onderdrukking, corruptie en inflatie, folteringen en geheimzinnige verdwijningen traag door de oneindige geschiedenis gaan.
Het zijn geen mooie gedachten die ik heb, misschien, ik kan het ook niet helpen, en hel zal op dat immense subcontinent heus niet overal even erg zijn, maar ik geloof niet dat ik er iemand onrecht mee doe, de bewoners van de sloppen rond Buenos Aires niet en de bezitters van hacienda’s niet, de armste indianen van de Andes niet en de meest gedecoreerde generaals niet.
In de maatschappelijke context van Latijns-Amerika hebben schrijvers een verantwoordelijkheid die verder gaat dan het ‘luxe’ kunstenaarschap naar West-Europees model, of, zoals de Peruaan Mario Vargas Llosa bij de opening van de boekenweek 1978 in Amsterdam zei: ‘(In Latijns-Amerika) laad je als schrijver tegelijkertijd sociale verantwoordelijkheid op je, daar moet je je, naast je persoonlijke literaire ontplooiing, in woorden én daden manifesteren als een actief betrokkene bij de oplossing van de economische, politieke en culturele problemen in je land.’
Er is aldus Llosa geen enkele manier om aan deze verplichting te ontkomen. ‘Zou je het proberen, zou je je isoleren en je enkel toeleggen op je werk, dan is smaad je deel, dan ben je in het beste geval een onverantwoordelijk, zelfzuchtig mens en in het slechtste geval — juist omdat je niets deed! — medeplichtig aan alle euvels waartegen je weigerde te vechten: analfabetisme, armoede, uitbuiting, onrecht.
Hoe komt dat? Waarom mogen schrijvers in Latijns-Amerika geen kunstenaars zijn, of alléén kunstenaars? Waarom moeten ze ook nog eens hervormers, politici, revolutionairen, moralisten zijn?
Llosa zoekt het antwoord in de maatschappelijke omstandigheden van Latijns-Amerika. Het spreekt vanzelf dat hij niet probeert zich aan zijn, door hem zelf geformuleerde, verplichting te onttrekken. Dat het schrijverschap voor hem óp de eerste plaats komt (maar dan het schrijverschap volgens zijn opvatting), bewees hij toen het aanbod om president van Peru te worden afsloeg: een schrijver kan niet aan het hoofd staan van een systeem dat hij juist kritisch dient te volgen.
Zijn taak is tweeërlei: hij moet zijn lezers, zijn ‘volk’, de weg wijzen, de ogen openen, én hij moet de leiders in het buitenland vertellen hoe de vlag erbij hangt, hij moet getuigen.
En natuurlijk moet hij ook nog goede boeken schrijven, anders wordt hij niet gelezen en bereikt hij nog niets. Daarover hoeft Llosa zich in elk gevaal geen zorgen te maken: in West-Europa en in de Verenigde Staten is de belangstelling voor Latijns-Amerikaanse literatuur groot en groeiend.
Het pièce de résistance is de roman De oorlog van het einde van de wereld van… Mario Vargas Llosa. Een schitterend boek, waarin Llosa de verschillende krachten die het leven in Zuid-Amerika beheersen op genadeloze wijze analyseert.
Het boek is gesitueerd in de binnenlanden van Brazilië, eind negentiende eeuw. In Canudos heeft zich een prediker gevestigd die zich laat omringen door een steeds groter wordende groep getrouwen. Deze Raadgever predikt het einde van de wereld. Hij roept de mensen op, de zonde af te werpen en zich te verzetten tegen de Hond, de Antichrist. Dat Brazilië in die dagen van keizerrijk een federale republiek wordt, is het werk van de dulvel.
De overtuiging waarmee de Raadgever zijn boodschap in allerlei boerengehuchten brengt en het charisma waarmee hij onmiskenbaar is behept, hebben hetzelfde effect als het fluitspel van de rattenvanger van Hameien. Steeds meer mensen voegen zich in blind vertrouwen bij de prediker. Men is gedwongen een Spartaans bestaan te leiden, en als het leger, in opdracht van de machthebbers in Rio de Janeiro die menen dat zich in Canudos een monarchistische brandhaard bevindt, een aanval doet, geven velen, gevoed door een religieus fanatisme, blijmoedig het leven. Overigens moet het leger, juist door dat fanatieke verzet, aftaaien zonder erin geslaagd te zijn de Raadgever te onderwerpen.
Llosa typeert daarmee één kant van de Latijns-Amerlkaanse samenleving: die van het absolute leiderschap, gekoppeld aan een blind geloof en slaafse volgzaamheid. Feitelijk oefent de Raadgever geestelijke terreur uit, zijn wapen is het zaad van de angst. Het is overigens ook de aanhoudende droogte die de mensen in de armen van de Raadgever drijft: honger en dood hebben hen willoos gemaakt.
In de stad dringen langzamerhand geruchten door over de monarchistische enclave in het hart van de republiek Bahïa. ledereen hoort daarin wat hij wil horen. De commune wordt de inzet van manipulaties. Zo speelt Epaminondas Gonçalves, die eigenaar en hoofdredacteur is van de Jornal de Noticias én leider van de Progressieve Republikeinse Partij, een schimmige politieke rol, als hij probeert Brazilië op te zetten tegen Engeland. Hij stuurt een Zweedse avonturier met Engelse wapens naar de Raadgever, laat hem onderweg beroven en ziedaar: het bewijs van buitenlandse inmenging in binnenlandse zaken is geleverd.
Llosa, geboren in 1936, vertelt het op waarheid gebaseerde verhaal met veel oog voor details. Hij moet zich bijzonder goed hebben gedocumenteerd. Zijn geraffineerde gebruik van de verleden tijd (in de passages die historisch overzicht geven) en de tegenwoordige tijd (in de meer gedetailleerde, met veel dialoog doorspekte, meer op de huid van de personages geschreven episodes) brengt de werkelijkheid van het boek nog dichterbij.
Hier zelfs maar een poging doen om de loop van het verhaal in kort bestek weer te geven, zou het boek, gelaagd als de Latijns-Amerikaanse samenleving zelf, tekort doen. Het is wat Llosa vindt dat een boek moet zijn: een aanklacht tegen uitbuiting, onderdrukking, onrecht, corruptie, het is een eye-opener, een hart onder de riem, een getuigenis, maar vooral is het een kunstwerk.
Frank van Dijl
Mario Vargas Llosa – De oorlog van het einde van de wereld. Meulenhoff.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 7 juli 1984.
Aan Mario Vargas Llosa (1936) werd in 2010 de Nobelprijs voor de Literatuur toegekend. In 1990 was hij presidentskandidaat in Peru.