Vol

De roman Kijk ons dansen van Leïla Slimani is vooral te typeren als vol, boordevol. Het boek is deel 2 van de trilogie Het land van de anderen, maar is als losse roman goed te begrijpen. We volgen de levens van een Marokkaanse familie, en door die levens krijgen we wat mee over de ontwikkeling van het land zelf. Alle personages worden uiterst serieus en respectvol behandeld en krijgen hoofdstukjes vanuit hun perspectief. Er moet veel verteld worden. Dat maakt het boek vol.

Soms zorgt dat ervoor dat een lezer denkt een samenvatting te lezen, in plaats van een roman, zo veel informatie wordt er verteld. De stijl vergoedt dan veel. Wat slim van de schrijver is, is dat ze vertellen afwisselt met tonen. De meeste focus ligt op Aïcha, de dochter die naar Frankrijk gaat om medicijnen te studeren. Als ze teruggaat naar Marokko en ze weet dat haar vader Amine haar op komt halen gebeurt het volgende:

Amine zette zijn zonnebril af en bekeek haar een paar seconden. Toen hij haar heel korte rok zag en haar bruinleren laarzen tot aan de knie, trok hij zijn wenkbrauwen op. Ze droeg een oranje lakjas en een grote bril met rookglazen, zoals die zangeressen in tijdschriften. Ze dacht dat hij haar herkende, haar zag, zijn dochter, en hij daardoor ineens wakker was geworden. Ze dacht dat hij was vervuld met liefde voor haar, voor een keer niet in staat zijn emoties te bedwingen, dat Amine daarom de mensen opzijduwde, door de menigte drong en naar de ruit toe liep. Hij wuifde langzaam met zijn hand ter hoogte van zijn schouder en lachte naar haar. Ze zag zijn witte tanden en begreep het ineens. Hij keek niet naar haar. Hij lachte niet naar haar met die veroveraarsblik. Hij lachte naar een vrouw, een onbekende vrouw die hij mooi een aantrekkelijk vond, en die hem afleiding bezorgde van het corvee om zijn dochter op te halen.

Beide personages worden hier in één beeld treffend neergezet. Amine, die de Fransen in het leger diende tijdens de Tweede Wereldoorlog, na jaren van armoede eindelijk succesvol is als boer en exporteur, en als een veroveraar vrouwen beschouwt. Aan de andere kant Aïcha, die zich zowel los wil maken van haar vader en geboorteland, door in een ander land te studeren, onafhankelijk te worden, als ook blijft zoeken naar bevestiging van haar vader. Of Amine en Aïcha personages zijn, is niet helemaal duidelijk, want hoewel dit boek een roman genoemd wordt, lijkt deze trilogie tenminste ook een familiegeschiedenis, dus non-fictie.

Het boek bestaat uit twee delen. Deel twee begint met het perspectief van Omar, de broer van Amine en dus de oom van Aïcha. Omar werkt voor de geheime dienst, en is zeer effectief, hoewel hij nagenoeg blind is. Het begin van dit deel zorgt voor een harde overgang, van een familiegeschiedenis naar een geschiedenis van een land, waar na de dekolonisatie de koning aan de macht komt, die steeds meer macht naar zich toe trekt. Door de hoofdstukjes heen geweven krijgt de lezer informatie over aanslagen op de koning en over zijn beleid. Als het perspectief weer teruggaat naar de rest van de familie wordt Omar door deze lezer zeer gemist.

We volgen bijvoorbeeld Selim een broer van Aïcha, die met hippies op pad gaat en voor zijn familie verdwenen lijkt. Ook volgen we Medhi, een economiestudent die begint met grootste idealen, maar langzaam maar zeker wordt opgenomen in een kleine groep machthebbers. Hij komt niet opdagen bij een lunch die voor de koning wordt georganiseerd, omdat hij Aïcha, zijn grote liefde hoopt te zien. Het lukt hem uiteindelijk om Aïcha voor zich te winnen, al begon hij met de grote fout haar vader om haar hand te vragen voor hij met haar had overlegd. De focus van de roman komt vervolgens steeds meer op Aïcha en Medhi te liggen, zodat hun liefdesgeschiedenis het belangrijkste verhaal uit dit boek is. Het verhaal klopt chronologisch niet helemaal, want Medhi lijkt te zijn opgepakt. In het boek lijkt Slimani personages soms ook in te zetten om iets groters te denken. Zo denkt Mehdi over het kindermeisje:

Gezeten op de achterbank bedacht hij dat het niet onprettig zou zijn om met een vrouw als Maria te zijn getrouwd. Een meisje als zij zou voor hem zorgen. Ze zou hem mooie kinderen schenken. Ze zou zich in de keuken terugtrekken als ze gasten hadden. En als ze de liefde bedreef zou ze zachtjes kreunen, met haar ogen dicht. Ze zou hem terugbrengen naar zijn wortels en tijdens de ramadan zou hij liggend op een bank, haar kinderen horen beknorren en ze opdragen hun vader niet wakker te maken. Het was alsof Maria een oude taal sprak, een taal die Mehdi vroeger had gekend en die zij, met haar zachtheid, haar gedweeheid, in zijn herinnering zou laten herleven.

En in de gevangenis denkt hij:

In de laatste maanden van zijn bestaan zou Medhi een verlangen koesteren naar een leven dat hij niet had gehad. Niet het leven van een held, maar dat van een eenvoudig man. Misschien waren we het eigenlijk niet waard om vrij te zijn, dacht hij. Tegen zijn zestigste, terwijl hij was gedwongen het dagelijks leven te delen met verkrachters, drugshandelaren en moordenaars, zou hij iets vreemds constateren. Met de jaren werden illusies niet uitgewist.

In deze recensie is onterecht geen aandacht besteed aan Mathilde, de moeder van Aïcha en aan Selma, de zus van Amine, die beiden in het boek een grote rol hebben. Het boek is vol, maar doordat een lezer vele personages echt leert kennen, als mensen, met hun tegenstrijdige eigenaardigheden, moeilijkheden, is die volheid geen bezwaar. Het is eerder andersom: als een schrijver zo veel kan overbrengen in zo weinig woorden, zouden we allemaal alles van Slimani moeten lezen.

Erik-Jan Hummel

Leïla Slimani – Kijk ons dansen. Vertaald door Gertrud Maes. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 304 blz. € 24,99.