Dit is het derde deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief Uit Schrijversland (Modern toerisme)’ in Op weg naar het einde.

3

Laten we nog even teruggaan naar de aanhef van de onderhavige brief: ‘Rotterdam, aan boord van het m.s. “Lethe”’. Net als het feit dat Gerard Reve de ‘Brief Uit Schrijversland’ op het schip geschreven zou hebben, is ‘[d]e naam van de boot, dat zullen de lezers met een klassieke opvoeding reeds begrepen hebben […] fictief’.

In de Griekse mythologie is Lethe (ληθη) de naam van de godin van de vergetelheid en van een rivier in het dodenrijk. Wie eruit drinkt, vergeet zijn aardse leven. In latere filosofieën werd dit opgerekt tot een soort witwassen: wie al drinkend van het Lethe-water zijn zonden was vergeten, kon ‘schoon’ ten hemel stijgen of reïncarneren.

De vraag is nu waarom Gerard Reve het schip waarop hij naar Lissabon zou varen juist met deze naam bedacht. De schrijver beseft dat hij op een keerpunt in zijn leven staat.

Waarachtig, ik was er in alle ernst van overtuigd, dat ik roem wilde oogsten en me daarin koesteren. Nu pas weet ik, dat dit niet zo is, en dat ik eigenlijk iets heel anders wil. Nu, eindelijk, in mijn veertigste levensjaar, besef ik, dat ik aan beroemdheid niks heb, en dat ik niets anders wil dan schrijven en daarmee, als een fatsoenlijk ambachtsman, door het geschrevene te verkopen, genoeg geld verdienen om fatsoenlijk, zonder hinderlijke en belemmerende armoede, te kunnen leven. Verder helemaal niks. Ik heb geen flauw idee, of mijn geschriften werkelijk, zoals sommige gezaghebbende mensen beweren, betekenis hebben, maar wel weet ik, dat ik moet werken en schrijven, omdat mijn schrijven voor mij leven, dat wil zeggen me ontwikkelen en mijzelf rekenschap geven betekent.

Dit is duidelijke taal, hier spreekt iemand die zijn leven opnieuw gaat inrichten. In ‘Brief Uit Gosfield’ wist hij al dat het per ongeluk laten staan van een koffer op het perron van de ondergrondse 

komt door dat eeuwige geflirt van me, en van dat rond hoereren, en me maar aan zonde en beestachtigheid overgeven, met nog een ‘zwaarmoedige glimlach’ erbij.

Ik heb het woord ‘zonde’ hierboven cursief gezet, zoals ik in het citaat hieronder het woord ‘drempel’ zal cursiveren:

Veel, zeer veel is niets dan schijn geweest en pas nu, op de drempel van wat misschien een nieuw leven gaat worden, zie ik dit eindelijk in.

Dat de passage plaatsvindt aan boord van een schip dat Lethe heet, staat dus voor zondebesef en voor de overgang naar een nieuw leven, verlost van zonden. 

Interessant is dat Gerard Reve zich in deze zelfde levensperiode bekeerde tot het rooms-katholicisme en dat niet uit zuinigheidsoverwegingen (‘Het is een prachtig geloof, helemaal niet duur ook, en bedoeld voor alle mensen, te land, ter zee en in de lucht’, werd hij niet moe te verklaren), maar uit een particulier, niet per se religieus of moreel, zondebesef, een streven naar verlossing die eruit bestaat dat hij maar voor één ding op aarde is, en dat is schrijven, en de overtuiging dat hij zijn leven daaraan moet wijden:

Steeds duidelijker is het mij geworden, dat ik een dwaas, dwalend en zondig [curs. FvD] leven heb geleid, maar het onvergeeflijkst van alles is de vermorsing van zoveel kostbare tijd.

Als interviewer Jaap Harten het gesprek brengt op het in ‘Brief In Een Fles Gevonden’ voor het eerst genoemde Boek van het Violet en van de Dood, zegt Reve met zoveel woorden: 

Dat moet je zien als mijn Ideaal, het is van dezelfde orde als de Verlosser [curs. FvD] die zal komen, het is dus van een mythische orde: het Grote Werk, dat elke kunstenaar éénmaal hoopt te maken om zichzelf te rechtvaardigen. Maar je moet werken als een schrijnwerker, je moet het jezelf tot een eer rekenen om goed, eerlijk, deugdelijk werk te maken.

Daarom steekt Reve over naar Portugal om op het Iberisch schiereiland te onderzoeken of hij daar van wat hij met zijn schrijven in Nederland verdient, in zijn onderhoud kan voorzien, zonder de ‘hinderlijke en belemmerende armoede’ die in Amsterdam aan zijn zenuwen vrat. Hij ‘wil, als ik daar zin in heb, 10 uur per dag of langer kunnen schrijven, weken, maanden lang’. Hij is, zegt hij, ‘een schrijver, en geen journalist, vertaler, forumdanser, kutartikeltjdesmaker, of wat ook.’

Schrijven is voor mij van zulk belang, dat seks, eten, mooie kleren en comfort, daarbij vergeleken, vrijwel betekenisloos worden, en dat terwijl ik een geil, hartstochtelijk en gulzig mens ben.

Daar is geen woord Grieks bij.

4

Overigens reisde Reve niet op een schip van Ludo Pieters, maar met een vrachtboot van een van diens collega-reders, de Arnoudspolder, die op 10 mei om half negen ’s ochtends vanuit Rotterdam vertrok, twee dagen na de voorziene vertrekdatum. Wellicht was het aan deze vertraging te danken dat ‘Brief Uit Schrijversland’ veilig en wel met de post mee was naar Amsterdam voordat Reve zich aan boord van het schip begaf. Over die tekst hoefde hij zich in elk geval geen zorgen te maken. Evenmin trouwens over de kosten die met de overtocht waren gemoeid, want die kwamen voor rekening van Ludo Pieters, die voor het vervolg van de reis in Portugal en Spanje ook nog met een kloek bedrag aan travellercheques over de brug was gekomen.

Wel kwam het voorgenomen werkschema nogal in het gedrang, want bij aankomst in Lissabon werd hij verwelkomd door het echtpaar Pieters dat zelf kennelijk liever niet per schip reisde: vier dagen trok hij met zijn weldoeners op, alvorens in enkele flinke etappes op de brommer Malaga te bereiken. Ook kreeg hij tien dagen lang gezelschap van Ronald Lucardie. Kort na diens vertrek voegde zijn voormalige echtgenote Hanny Michaelis zich bij hem voor een vakantie van twee weken. Het schrijven van ‘Brief In Een Fles Gevonden’, die het sluitstuk moest worden van de reisbrievenbundel waartoe Geert van Oorschot hem had verleid, verliep aldus met horten en stoten.

Zoals opgemerkt is driekwart van de tekst gewijd aan het onderwerp geld, maar de stuwende kracht achter ‘Brief Uit Schrijversland’ is toch vooral de rechtvaardiging van zijn bestaan die Reve definitief heeft gevonden, of doende is te vinden, in zijn schrijverschap. ‘Het schijnt,’ schrijft hij, ‘dat ik de overweldiging, door lawaai, geuren en herinneringen, aan het overwinnen ben, en dat veel van wat mij vroeger verlamde, zelfs in staat is mij te inspireren.’

Ik moet proberen dit schrijvend bestaan machtig te worden, al is het in een van drijfhout gebouwde hut.

Zo eindigt deze brief, die begon met de vaststelling dat schrijven een kwelling is, toch nog positief, ook al blijven er natuurlijk mensen die Reves ergernis wekken, zoals de in ‘Brief Uit Gosfield’ al een keer genoemde Godfried Bomans: 

vraag maar aan Godfried Bomans, als hij tenminste niet zijn haar aan het wassen is.

Geestig is dat Reve het ook dit keer niet kan laten om te refereren aan ’s mans haardos:

– bij zoveel activiteit ook nog die kop roosvrij houden, dat lijkt mij een opgave. 

Frank van Dijl

Dit is het derde deel van het vijfde verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U.

Foto F.N. Broers / Anefo / Nationaal Archief (28 november 1963).

Deze essays worden, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm uitgegeven naar ontwerp van Huug Schipper van Studio Tint. Reeds verschenen: ‘Ik zou erg graag iets goeds schrijven’. Over ‘Brief Uit Edinburgh’ en ‘Brief Uit Amsterdam’ (uitverkocht), ‘Niets onmenselijks acht ik mij vreemd’. Over ‘Brief uit Camden Town’ en ‘Brief uit Gosfield’ (uitverkocht) en Ik leef voor anderen, dat is beslist een feit’. Over ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ en ‘Brief In Een Fles Gevonden’, te bestellen bij Uitgeverij Fragment à € 17,50.

In voorbereiding: ‘Alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn’. Over ‘Brief Uit Huize Algra (De Landkruiser)’ en ‘Brief Uit Het Verleden’.