Interview: Paul Mennes over mooie zinnen
Binnenkort is het weer tijd voor de Tzum-prijs (iedereen kan nog zinnen nomineren). De eerste keer dat de Tzum-prijs werd uitgereikt was in 2002. Paul Mennes won. Ondergetekende treinde destijds naar Antwerpen om de prijs uit te reiken.
‘Dan denken ze dat er iemand komt die knaagdieren aan satan offert’
Paul Mennes, de schrijver van de mooiste zin van 2001, woont op een steenworp afstand van het centrum van Antwerpen, in een straat met een koninklijke naam. De naam is ook het enige wat doet denken aan royalty. Mennes woont in een groot pand met brede trappen en hoge kamers. Hij vindt de prijs erg geestig. ‘Als ik nu optreed zeggen ze er elke keer bij dat ik de Tzum-prijs heb gewonnen voor de mooiste zin.’
Soms had ze er toch een beetje spijt van dat ze geen feng-shui, tai chi, macrobiotiek of biseksualiteit gekozen had voor haar spirituele groei.
Het leverde hem een beker op en 24 euro (gelijk aan het aantal woorden in de zin).
De roman Poes, poes, poes, waarin de mooiste zin voorkomt, is totaal anders dan je vorige drie boeken. Je beschrijft een dorp in de greep van een horde journalisten die de eclips willen verslaan.
Dat klopt. Ik had het geschreven als scenario en ik had bedacht dat het een paar jaar geleden verfilmd zou kunnen worden. Maar hoe gaat dat: een toneelstuk maken duurt lang, maar een film kost nog veel meer tijd. Ik heb het daarom, ook omdat het vorig jaar tijd werd voor een boek, omgewerkt tot een roman.
Hoezo was het tijd?
Vorig jaar was een oneven jaar en dan werk ik aan een boek en in de even jaren werk ik aan toneel. Overigens beginnen de opnamen voor de verfilming van Poes, poes, poes nu wel. Tenminste zo lijkt het, want het scenario was er dus eerst. De boekversie is toch weer anders.
De toon van het boek is ook anders. Ben je milder geworden?
Mijn eerste drie boeken horen bij elkaar. De uitgever gaat ze ook in één band uitgeven. Er komt nogal wat geweld, drugs en bevreemdende seks in voor. Poes, poes, poes gaat over bovenmenselijke gebeurtenissen die botsen met gewone mensen. In zo’n dorp zijn ze niet echt met techno bezig of zo. De toon moest wel anders. Ik had er ook wel genoeg van om op elke bladzijde een cynische grap te maken. Misschien ben ik wel milder geworden, ik ben tenslotte al 35!
Het vreemde is dat de kritiek het niet helemaal vertrouwde. Jarenlang zat ik bij die moderne stroming met boeken vol seks en geweld en deze roman wijkt er wel sterk van af. Mensen die met het laatste boek beginnen zullen daarentegen schrikken van de eerste romans. Wat moet je zeggen als een oud vrouwtje die Poes, poes, poes gelezen heeft vraagt waar de andere boeken over gaan? Over vuistneuken, mevrouw?
Boeken schrijven, een film en toneel. Dat lijkt me een druk bestaan.
Dat valt wel mee, want ik wissel het af. Zo tegen oktober krijgen alle Vlaamse schrijvers het druk, want dan vindt de jaarlijkse Antwerpse boekenbeurs plaats. Daar gaan alle schrijvers een paar dagen signeren. Meestal wacht je achter een tafeltje. ‘Zij zat op het bal te wachten tot ze gevraagd wordt.’ Wij kennen in Vlaanderen niet van die tournees die schrijvers langs boekwinkels maken zoals bij jullie. Alles gebeurt op die boekenbeurs. Het is ook wel leuk om je collega’s weer eens te spreken. Ik heb wel eens een praatje gemaakt met een collega en toen zat ik toevallig achter het naambordje van Marcella Baete. Heb ik meteen maar een paar van haar boeken gesigneerd.
Je zit niet echt te wachten op dat directe contact met je lezers?
Je zet jezelf zo neer als schrijver.
Dat ben je ook.
Maar ik houd toch altijd het gevoel: kijk hem eens. Als ik het beroep schrijver serieus zou nemen, was ik allang gestopt. Vergis je niet: ik neem het schrijven zelf wel serieus. Maar om nu lezingen en zo te houden, met vragen achteraf: ‘Hoe schrijft u?’ Ik zou alleen maar kunnen zeggen: ik ga zitten en ik tik. Als ik andere schrijvers hoor over hun werk denk ik al snel: wat een zeikerds.
De mensen hebben ook vaak een verkeerd beeld van mij. De eerste drie boeken waren vrij heftig en dan denken ze dat er iemand komt die kilo’s cocaïne snuift en knaagdieren aan satan offert. Zie mij aan. Ik drink koffie, dat is de enige drug die ik tot mij neem.
Ik ben ook meer per toeval schrijver geworden. Mijn eerste boek, Tox, schreef ik voor een vriend. Die heeft mij aangeraden om het op te sturen als manuscript. Nu liggen er al een paar boeken en dan heet je schrijver te zijn. Ik vind dat toch meer een beroep voor mensen met een pijp. Mij is het meer overkomen. Ik verkocht vroeger videocassettes in een muziekwinkel. Dat was misschien de beste job die ik gehad heb.
Ronald Giphart trekt echt het land door en komt op televisie. Daar ben ik wel jaloers op, maar ik ben daar te chaotisch voor. Succes is ook beangstigend. Dan moet je als Bekende Vlaming opeens overal een mening over hebben. Ik vind het ook ongemakkelijk als je herkend wordt. Ik zit nu op een cursus Spaans en dan moet je jezelf voorstellen, maar ik zeg bij dat soort dingen nooit dat ik schrijver ben. Later kwamen er wel twee studenten aan mij vragen of ik de Paul Mennes, de auteur.
Spaans?
Het is een mooie taal. Ik verplaats mij niet graag, maar mijn man houdt juist van reizen. We gaan binnenkort misschien naar Spanje. Die les is ook goed voor mijn ego. De s kan ik nooit goed uitspreken, maar in het Spaans is ie precies goed. Iedereen is eindelijk jaloers op mij.
Het liefste blijf ik gewoon hier in Antwerpen, maar de uitgever wil wel graag dat er boeken verkocht worden. En soms is een optreden ook wel leuk. Je merkt bijvoorbeeld dat er in Vlaanderen en in Nederland om verschillende dingen gelachen wordt. En in Zwitserland weer om andere onderdelen. Dat is wel aardig om te merken dat je respons krijgt op je tekst. Maar voor de rest heb ik een hekel aan reizen. Ik denk er ook over om een dubbelganger in te zetten. Er woont in Antwerpen een jongen die erg op mij lijkt. Volgens mij vindt hij het ook nog wel leuk om als mij die lezingen te houden.
Bewondering en bitterkoekjespudding
Harold Polis, je redacteur bij Nijgh en Van Ditmar zei in het Dagblad van het Noorden bij de toekenning van de Tzum-prijs: ‘Maar eigenlijk verbaast het me niet. Mennes is iemand met een groot gevoel voor zijn stijl.’
De eerste versies van mijn boeken beslaan meestal meer dan 300 bladzijden. Daarna schrap ik zeker de helft. En nu bij de heruitgave zal ik toch weer kleine correcties aanbrengen. Dat is ook wel leuk om te doen, want dan kan een literatuurstudent daar weer zijn scriptie over schrijven.
Het schrijven voor toneel leert je ook wel om zo beknopt mogelijk te schrijven. Je wordt gedwongen om samengebalde informatie over te brengen in de dialogen.
Was je verbaasd dat juist deze zin won?
Eigenlijk wel. Sommige zinnen van mij zijn oneliners, maar deze zin was meer bedoeld om de attitude van dit personage duidelijk te maken. Pas achteraf zag ik dat je de zin ook als oneliner kon lezen. De actrice die nu haar rol heb ik gezegd dat de zin die haar karakter beschreef de mooiste zin van 2001 was. Dat maakt toch indruk, niet?
Bewonder je de stijl van anderen ook?
Ik kan erg genieten van Brusselmans. Van Reve ook. En de brieven die Jeroen Brouwers in Kroniek van een karakter schreef, bewonder ik. Mijn eigen favoriete zin stond daar in. Ik had die jarenlang aan een duimspijker boven mijn bureau hangen. Ik gebruik toch wel genoeg Vlaamse woorden, hè? In zo’n interview moet toch altijd duimspijker staan en een paar keer awel. Maar goed, die zin luidde ongeveer als volgt: ‘Liefde, vriendschap, bewondering en bitterkoekjespudding, dat zijn de dingen die voorbijgaan.’
Jouw stijl, vol oneliners en ook nog vaak met een cynische ondertoon zou erg geschikt zijn voor het maken van columns.
Dat genre ligt me niet zo. Je moet dan echt gaan nadenken waar je nu weer woedend over bent. Tom Lanoye kan dat heel erg goed. Die heeft prachtige columns geschreven. Als ik ergens kwaad over ben, negeer ik het. Bij woede ga ik liever in mijn studio keihard lawaai maken.
Je maakt ook muziek?
Ja, maar niet echt liedjes of zo. Het zijn meer geluidscollages. Dat klinkt wel weer pretentieus: hij maakt geluidscollages. Vergeet dat woord maar weer meteen.
Je kleineert je eigen prestaties wel heel erg.
Mensen denken vaak dat dat een pose is, maar ik denk echt zo. De dingen die ik doe, ontstaan min of meer vanzelf. Dat is bij schrijven ook zo gegaan. Toen ik het scenario schreef voor Poes, poes, poes ben ik ook zo maar begonnen. Daar heb ik geen opleiding voor gevolgd. Ik heb me wel in verdiept in het schrijven van scenario’s, maar op een gegeven ogenblik begin je gewoon.
Maar ik verontschuldig me niet continu voor de dingen die ik doe. Zo langzamerhand weet ik wel wat ik kan. Ik krijg wel eens scripties waarin mijn werk uitgeplozen wordt. Dat ik zo slim was, wist ik niet, denk ik dan. Na een korte stilte bemerkt hij zijn eigen ironie. Oh, nu doe ik het weer!
Ik heb in ieder geval de mooiste zin van 2001 geschreven. Die beker zet ik op mijn bureau, maar eerst mag hij een week op de schoorsteenmantel.
Coen Peppelenbos
Dit interview verscheen eerder in Tzum 19, 2002.