Column: Coen Peppelenbos – Waar is de literaire arena?
Waar is de literaire arena?
Er bestaan van die vragen die periodiek opduiken en waar je genoeglijk een middagje over kunt praten, waarna iedereen weer doorgaat op dezelfde weg. Zijn schrijversvakscholen wel nodig? Is er nog engagement in de literatuur? Is de canon niet aan verandering toe? Toen de vraag kwam of ik in een panel wilde zitten om over de vraag ‘Waar is de literaire arena?’ te discussiëren, twijfelde ik geen seconde. De directe aanleiding was de overdracht van het archief van de Boekenbijlage/Republiek der Letteren van Vrij Nederland aan het Allard Pierson. Dat archief lag er al een jaar, maar er was nog geen moment geweest om de overdracht officieel te maken.
Ik was iets eerder in het Allard Pierson omdat ik daar nog nooit eerder was geweest en wel wilde rondkijken. Ik zag veel landkaarten, roofkunst en standbeelden, maar ik was vooral benieuwd naar de geschiedenis van het boekenvak, theatergeschiedenis en specifiek de handschriften van P.C. Hooft. Nadat ik een tijdje door het gebouw had gedwaald (je dwaalt vanzelf, want de routing is voor een buitenstaander ondoorgrondelijk) vroeg ik een van de medewerkers achter de balie waar ik boeken en zo kon vinden. ‘Boeken?’ vroeg ze enigszins achterdochtig. Ik noemde P.C. Hooft, maar je zag dat er geen lampje ging branden. ‘Nee, we hebben geen boeken.’ Ik ging op een bankje in de gang zitten en kwam er na enig scrollen achter dat de afdeling ‘Amsterdam, creatieve stad’ tijdelijk gesloten was. Het leek me symbolisch voor iets.
In het panel, voorgezeten door Daan Doesborgh, zaten ook Carel Peeters, Dieuwertje Mertens en Ward Wijndelts. In de zaal zaten een paar jonge studenten en daarnaast heel veel mensen die de glorietijd van Vrij Nederland nog bewust hadden meegemaakt. Twee mensen zeiden na afloop, enigszins besmuikt, dat ze al heel lang geen abonnement meer hadden. Ik had al een abonnement op Vrij Nederland toen ik een jaar of 16 was (en op De Tijd en op de Haagse Post). Thuis lazen we (omdat we allemaal een krantenwijk hadden) de Volkskrant, Trouw, het Algemeen Dagblad en De Telegraaf. Ik had de hele literaire arena bij mij thuis. Carel Peeters was een van de leiders in die arena (naast Wam de Moor, Tom van Deel, Jaap Goedegebuure, K.L. Poll en noem die hele oude garde maar op).
Ward Wijndelts was, als oud-student Nederlands (hij is jonger, dus zijn held was Hans Goedkoop) geïnteresseerd waar die literaire arena was gebleven. Die is echter wel aanwezig, maar volstrekt gefragmenteerd. In de jaren tachtig kon je nog wekenlang een discussie voeren over de plaatsing van een apostrof in een naam. Voor Willem Frederik Hermans een belangrijke taalkwestie: de titel van zijn novelle Homme’s hoest mocht je beslist niet schrijven als Hommes hoest, want dan zou je kunnen denken dat er een persoon was die Hommes heette en aan het hoesten was. Ja, polemieken gingen nog ergens over in die tijd.
Ik probeerde te betogen dat er overal van alles gebeurt, maar dat iedereen zijn eigen podcasts, blogs en tijdschriften volgt. Tzum heeft gemiddeld zo’n 5.000 tot 6.000 bezoekers per dag en dat is best veel, maar het kan best zijn dat ze maar even langskomen voor een recensie en dan weer verder gaan. Ik volg, om maar wat te noemen, enkele kranten, de Nieuwe Contrabas Podcast, Neerlandistiek, De Groene Amsterdammer, Deus ex Machina, Rode Haring, blogs en vlogs van enkele schrijvers, Twitter, Instagram en Facebook van veel schrijvers. Ik mis regelmatig stukken in Vrij Nederland, EW, op De Correspondent en wat er gebeurt in de wereld van TikTok gaat volledig langs mij heen. Overal gebeurt wel iets met literatuur: soms voor een kleine groep, soms voor een iets grotere groep.
Carel Peeters memoreerde met enige weemoed grote schrijvers uit het verleden (Hermans, Reve, Mulisch) die een polemiek konden starten. Dat was in een tijd dat literaire tijdschriften nog een bloeiend bestaan hadden. Nu zijn het gesubsidieerde periodieken geworden waaruit gesubsidieerde auteurs extra inkomen kunnen genereren, maar niemand leest die tijdschriften meer. Het heeft helemaal geen zin om heimwee te hebben naar vervlogen tijden. Er zijn tientallen literaire arena’s waar de literatuur bloeit en waar de oude media geen grip op krijgen. Een heel gezonde ontwikkeling.
Na afloop van dronken we nog een glas wijn en konden we een dorstig stronkje broccoli in een dipsausje wrijven. Dieuwertje Mertens en ik bespraken de moeilijkheid van het gebruik van de voornaamwoorden die, hen en hun. Carel Peeters zei dat hij nog nooit voor dat probleem was gesteld en nam nog een handje gedroogde groentechips. Even later zag ik de bijna 80-jarige medewerker wegfietsen over de grachten.
Coen Peppelenbos
(Foto: Ward Wijndelts, hoofdredacteur van Vrij Nederland en Els van der Plas, directeur van het Allard Pierson, tekenen de overeenkomst voor de overdracht van het archief.)
De afdeling ‘Amsterdam, creatieve stad’ was tijdelijk niet te bezichtigen omdat men daar de expositie ‘Burgzorgs blik’ voorbereidt, over zwarte mensen in prentenboeken en beeldverhalen vanaf 1910, die op 29 juni wordt geopend.