Essay: Hannah Arendt – Het leven van de geest (3)
Waarheid en betekenis
In Het leven van de geest richt Hannah Arendt zich op drie belangrijke processen in de geest: denken, willen en oordelen, aan welke ze allemaal een flink deel wijdt. Op een toegankelijke manier legt zij in woorden de geest bloot en deelt daarmee bijzondere inzichten die niet per se waarheid zijn, maar die inspireren om verder over na te denken. In deze serie licht ik daar enkele inzichten uit die te mooi zijn om niet te delen. Deze derde aflevering betreft het verschil tussen waarheid en betekenis.
Als iets verschijnt, verschijnt het altijd aan iets of iemand. Ook wijzelf verschijnen aan de ander(en). Toch is het lastig om deze verschijnselen als een ‘waarheid’ te zien, omdat het nogal uitmaakt hoe, waar, wanneer en aan wie het verschijnsel verschijnt. Het is namelijk onmogelijk om als waarnemer een verschijnsel in zijn geheel waar te nemen. Wat er waargenomen wordt, is afhankelijk van het perspectief en de waarnemingsorganen van de waarnemer.
Het kan zijn dat ik te ver van iets af sta om een verschijnsel goed te kunnen waarnemen. Deze ‘dwaling’ kan ik echter corrigeren, door instrumenten te gebruiken om het van dichterbij te bekijken. Ook kan ik mijn verbeelding gebruiken om mij van andere perspectieven rekenschap te geven. Toch blijven er altijd dwalingen over die niet te corrigeren vallen, omdat ze veroorzaakt worden door het feit dat ik als mens gebonden ben aan de aarde als verblijfplaats. De mens kan simpelweg niet alles wat verschijnt in zijn totaliteit vatten. Schijn en illusie zijn daarom inherent aan onze wereld, waarin wij zowel verschijnsel zijn als waarnemer.
Om zich te wapenen tegen deze illusies probeerde de filosoof Descartes iets te vinden dat boven iedere verdenking stond en niet vatbaar zou zijn voor dwalingen. Hij beweerde dat de hele werkelijkheid weliswaar illusie of droom zou kunnen zijn, maar dan toch niet de dromer zelf. Vandaar zijn bekende uitspraak: ‘Ik denk, dus ik ben’. Daarin schuilt volgens Arendt echter een misvatting: als we denken, onttrekken we ons juist aan de werkelijkheid. Het denken zaait twijfel over alles om ons heen.
Anders ligt dat voor de zintuigen: elk zintuig neemt de werkelijkheid voor een deel waar, en met alle zintuigen bij elkaar wordt die werkelijkheid gewaarborgd. Het gezonde verstand is een soort zesde zintuig dat de vijf zintuigen bij elkaar houdt en waarborgt dat wat je ziet, aanraakt, proeft, ruikt en hoort, hetzelfde voorwerp is en dat je die waarnemingen kunt delen met anderen. Dat dezelfde verschijnselen ook aan anderen verschijnen, ook al gebeurt dat voor iedereen een beetje anders, geeft ons in elk geval de ‘gewaarwording’ van werkelijkheid.
Dit gezonde verstand is echter niet hetzelfde als het vermogen om te denken. Beide zijn weliswaar onzichtbaar, maar er zijn belangrijke verschillen. Het gezonde verstand kan fysisch niet gelokaliseerd worden, denkprocessen kunnen dat wel. Het gezonde verstand geeft ‘zin’ aan de uiterlijke zintuigen, het denken ‘ontzinnelijkt’ juist de verschijnselen: als je bijvoorbeeld gaat nadenken over een stoel, dan neem je afstand van de specifieke stoel uit de werkelijkheid, en vorm je een beeld in je hoofd van ofwel een abstracte stoel, of de stoel die je gezien hebt, maar dat beeld is niet meer gelijk aan de stoel zelf. Hetzelfde geldt voor de herinnering: de herinnering aan wat je gezien hebt, is niet hetzelfde als wat je gezien hebt.
In de wetenschap speelt het denken een belangrijke rol: ‘Het denken heeft het de mens mogelijk gemaakt om in de verschijnselen binnen te dringen en ze te ontmaskeren als vormen van schijn, zij het authentieke schijn; het gezond verstand zou het nooit aangedurfd hebben om zo radicaal de aannemelijkheid van ons zintuiglijk apparaat te doen kapseizen.’ Arendt geeft als voorbeeld onze gewaarwording van opkomst en ondergang van de zon, die door de wetenschap ontmaskerd is als illusie.
Denken heeft in de wetenschap als doel kennis of weten, en zodra dit doel bereikt is, behoort het tot de wereld van de verschijnselen. In feite is de wetenschap een enorm verlengstuk van het gezonde verstand, dat erop gericht is om illusies te ontmaskeren en dwalingen te corrigeren. Tegelijkertijd is er geen enkele waarborg dat de nieuwe kennis betrouwbaarder zal zijn dan de afgedankte.
En hierbij stuiten we op het vooruitgangsgeloof waarmee de wetenschap vaak vergezeld gaat: er wordt gestreefd naar ‘steeds beter’ en ‘steeds meer waar’. Het menselijke denkvermogen wordt als middel gebruikt om met de door het denken verworven kennis een bepaald doel te bereiken in de werkelijkheid en het hoogste criterium van kennis is waarheid. Kennis streeft waarheid na, ook al is deze altijd een voorlopige. De kernactiviteit van de wetenschap verschilt daarom niet veel van bijvoorbeeld het bouwen van huizen of loodgieterswerk.
Ook al moet je om kennis te vergaren gebruikmaken van het denkvermogen, de behoefte om te weten is niet hetzelfde als de behoefte om te denken. Arendt maakt onderscheid tussen waarheid en betekenis, tussen kennen en denken. Kennis vraagt om het achterhalen van de waarheid. Denken verlangt niet naar waarheid, maar naar betekenis en zingeving. We blijven denken, ook als we iets te weten zijn gekomen, en ook als we weten dat we de waarheid nooit zullen achterhalen. We blijven denken, omdat we verlangen naar de betekenis en zingeving van de wereld om ons heen.
Dietske Geerlings
Hannah Arendt – Het leven van de geest. Vertaald door Dirk De Schutter en Remi Peeters. Ten Have, Utrecht. 800 blz. € 52,99.