Recensie: Yambo Ouologuem – De onvermijdelijkheid van geweld
Afrikaanse maskers
Eer ik in juli van dit jaar de roman De onvermijdelijkheid van geweld van Tzum kreeg, had ik er nog nooit van gehoord, noch van de auteur, de in 1940 geboren Malinees Yambo Ouologuem. Een beetje mag ik mij daar wel voor schamen: deze roman werd na publicatie in Frankrijk in 1968 enthousiast ontvangen, bekroond met de Prix Renaudot en kreeg vervolgens na ophef een cultstatus. Al snel tijdens lezing van dit boek – het greep mij meteen bij de lurven – begreep ik in elk geval een deel van de oorzaken van die ophef. Maar ook de lof van veel Franse lezers van destijds en wat het was dat het boek die cultstatus had doen verwerven.
De onvermijdelijkheid van geweld is een romankroniek van de dynastie van de Saïfs, die in het fictieve, Afrikaanse land Nakem al eeuwenlang de dienst uitmaken. De Saïfs gaan terug op een dertiende-eeuwse stamvader van wie gezegd wordt dat hij een kind was van een zwarte vader en een joodse moeder. Dat weten we dankzij griotten, Afrikaanse rapsoden die verhalen door de eeuwen heen doorgeven, de orale verteltradities in ere houden en gebeurtenissen duiden die de geschiedenis bepalen.
Het grondgebied van Nakem lijkt ongeveer overeen te komen met dat van koloniaal Frans-Afrika. De banden met Mekka zijn sterk, maar religie in dit rijk is een amalgaam van Islam met bijbehorende leefregels en allerlei animistische en andere bijgelovigheden. Hoe de geloofsregels moeten worden geïnterpreteerd en hoe op actuele gebeurtenissen moet worden gereageerd vanuit religieus perspectief, daarvoor worden maraboeten geraadpleegt. Maraboeten schriftgeleerden noemen doet hun onrecht, hun kennis beperkt zich niet tot de heilige boeken, maar omvat ook wat behoort tot mythen en verhalen van de orale traditie.
Na een weergave in enkele korte delen en met grote stappen van de oorsprong en vroege geschiedenis van Nakem en de opeenvolgende Saïfs, volgt een veel langer deel over de nabije periode van ruwweg de eerste helft van de twintigste eeuw en krijgen de personages van Saïf, zijn bedienden en enkele Flençessi diepgang. Flençessi, zo noemen deze Afrikanen de Fransen.
De Fransen mogen dan het koloniale gezag vormen, Saïf en de zijnen zijn meesters in het om de tuin leiden van de gouverneurs en andere gezagsdragers. Koloniale uitbuiting? Ja, maar een flink deel van de opbrengsten vindt dankzij slimme machinaties zijn weg naar Saïf en de Afrikaanse notabelen die al eeuwen de machtsbasis van de Saïf-dynastie vormen. In feite ervaren zij de aanwezigheid van een Franse koloniale overheid nauwelijks als onderdrukking en ontzag kunnen ze er al helemaal niet voor opbrengen. Koloniaal geweld? Natuurlijk, de Franse vuurwapens zijn superieur aan hun speren, bogen, zwaarden en messen, maar als het gaat om nietsontziend totaalgeweld, dan kunnen de Fransen nog heel wat leren van de Afrikanen. Saïf heeft het tot zijn specialiteit gemaakt politieke moorden te plegen met behulp van afgerichte aspisadders. De onvermijdelijkheid van geweld bevat een uitgebreide beschrijving van zijn aanpak.
Saïf en zijn notabelen beschouwen hun onderdanen als lijfeigenen. Die, als het zo uitkomt, bij honderdtallen tegelijk worden verkocht aan slavenhandelaren. Al die wreedheden en dan ook nog slavenhandel, nota bene van eigen bodem, geen wonder dat dit boek in de late jaren 1960 in Frankrijk voor opwinding zorgde. Ik ken de discussie in Frankrijk van destijds niet, maar daar zal door sommigen ongetwijfeld ook geroepen zijn: ‘Zie je wel? Ze maakten zich er zelf net zo schuldig aan als wij!’ En door anderen: ‘De zoveelste poging om de schuld aan de Afrikaanse ellende bij de Afrikanen zelf neer te leggen.’ Uitingen van dit type zullen u bekend voorkomen, want ze behoren zelfs anno nu nog steeds tot de bijdragen aan het publieke debat van …. Ja, van wie eigenlijk? Ik had graag iets als ‘rechtspopulistische simpelgeesten’ willen schrijven, maar ik heb lang lesgegeven aan een hbo-lerarenopleiding en weet dat veel studenten – hoogopgeleiden in de dop – dit hout snijdende, argumentatieve debat-bijdragen vinden.
Ja, slavenhandel kwam al lang veel voor in Afrika, ver voordat Europeanen zich ermee gingen bemoeien en slavenschepen op de Nieuwe Wereld gingen varen. In feite sloten de Europese slavenhandelaren aan op de bestaande infrastructuur van die handel in Afrika en de Arabische wereld. Maar dat maakt de Europese slavenhandel en de slavernij in de Europese koloniën moreel niet minder verwerpelijk. Dan: boekstaven hoe wreed Afrikaanse machthebbers zich misdroegen jegens hun onderdanen, of hoe erg in delen van Afrika vrouwen werden onderdrukt, mishandeld en mismaakt, is niets minder dan een historiografische plicht. Maar het geboekstaafde ontlast op geen enkele wijze misdaden door anderen gepleegd. Sterker: wél de (koloniale) macht grijpen, maar die niet gebruiken om een einde maken aan zulke wreedheden, is op zichzelf al een misdaad. Aan Afrikaanse slavenhandel en wrede onderdrukking van Afrikanen door Afrikanen een zekere apologetische waarde toekennen voor Europese slavenhandel en dito koloniale onderdrukking en -uitbuiting, is infantiel op zijn best: ‘als ze het zelf ook deden, mag het ons niet kwalijk worden genomen.’
In De onvermijdelijkheid van geweld wordt alleen getoond en niet moreel of anderszins geoordeeld. Getoond betekent hier: in alle gruwelijke details. Soms lijkt het alsof de verteller stiekem een beetje trots is op Saïf en zijn helpers: die laten de Flençessie geloven de baas te zijn, terwijl ze met hun manipulatieve trucs en hun wrede geweld zelf de touwtjes in handen houden en het meest profiteren. Koloniale gezagsdragers die moeilijk gaan doen worden op gewiekste wijze uit de weg geruimd.
Als Afrikaanse ‘primitieve’ kunst in Europa in de mode komt, bestudeert Saïf publicaties daarover. Hij laat vervolgens aan de lopende band houten maskers maken, die een paar maanden in het moeras worden begraven om een mooi patina te krijgen, waarna ze als eeuwenoude artefacten voor een aardig bedrag op de Europese kunstmarkt worden verkocht.
Ouologuem hanteert een taal die mij doet denken aan Kosinski’s Geverfde Vogel: enerzijds afstandelijk in de zin van geen waardeoordelen uitsprekend, dicht op de rauwe werkelijkheid anderzijds in de zin van geen enkel gruwelijk detail onuitgesproken latend. Vamba Sherif, die het nawoord bij de Nederlandse vertaling schreef, ziet overeenkomsten met Satan in Goray, van Isaac Bashevis Singer. Ik ken dat boek, maar associeer De onvermijdelijkheid van geweld daar niet mee. In 1968 schreven Franse critici dat sommige passages rechtstreeks ontleend leken aan werken van befaamde auteurs als Graham Greene en dat je van plagiaat kon spreken. Nagaan of dat klopt is lastig: je hebt er het Franse origineel van De onvermijdelijkheid van geweld en de Franse vertaling van Greene’s werk en dat van anderen voor nodig én je Frans moet prima zijn. Het ontbreekt mij aan alle drie. Ander werk van Yambo Ouologuem haalt het niveau van De onvermijdelijkheid van geweld bij lange na niet, menen critici. Ouologuem keerde in de jaren 1970 terug naar Mali, waar hij in 2017 stierf.
Hans van der Heijde
Yambo Ouologuem – De onvermijdelijkheid van geweld. Vertaald door Martine Woudt & Gertrud Maes. Nawoord Vamba Sherif. Jurgen Maas, Amsterdam. 286 blz. € 23,90.