Recensie: Christine Lavant – Brood moet je zeggen
Hard en confronterend: verhalen over sociaal onrecht
Op de achterkant van Brood moet je zeggen staat een houtsnede van Christine Lavant (1915 – 1973), gemaakt door haar ex-partner Werner Berg. We zien een magere en gerimpelde vrouw, hoofd geleund op de hand, die met grote ogen de wereld inkijkt. Het portret straalt eenzaamheid en wanhoop uit. Het is dan ook geweten dat voor de Oostenrijkse Lavant, geboren onder de naam Christine Thonhauser, het leven nooit mild is geweest. Ze groeide op in barre armoe en kreeg als baby scrofulose, ook wel ‘armeluisziekte’ genoemd, een vorm van tuberculose die haar borst, hals, huid en gezichtsvermogen aantastte. Op haar derde kreeg ze een longontsteking, een kwaal die bijna elk jaar zou terugkeren. Ze werd op haar twaalfde in het hospitaal opgenomen voor haar scrofulose en bijkomende longtuberculose. Door de hoge dosis röntgenstralen waarmee ze werd behandeld, kreeg ze brandwonden aan borst, hals en gezicht die littekens nalieten en voor gehoorschade en zenuwpijnen zorgden. Haar hele leven zou Lavant problemen blijven hebben met een zwakke gezondheid, depressies en armoede. Over haar tijd in het hospitaal schreef ze het verhaal Kind. Toen ze later in een psychiatrische inrichting werd opgenomen na herhaalde zelfmoordpogingen, schreef ze Aantekeningen uit het gesticht. Beide verhalen verschenen eerder bij Vleugels.
De zes verhalen die Ria van Hengel uit meer dan achthonderd pagina’s heeft geselecteerd en die nu zijn opgenomen in Brood moet je zeggen, zijn eveneens gebaseerd op autobiografische gegevens. Bovendien zijn ze duidelijk te kaderen in de historische en geografische context die Lavant zelf kende. De verhalen spelen zich af in de Oostenrijkse streek Karinthië kort na de Tweede Wereldoorlog. Ria van Hengel wijst er al in het voorwoord op dat er in meerdere verhalen sporen van de nazitijd zijn terug te vinden en dat er dikwijls sprake is van bombardementen, soldaten en partizanen. Ook is het katholicisme in de meeste verhalen alomtegenwoordig en veelal wordt geworsteld met het typische katholieke schuldgevoel. Geloof en bijgeloof speelden ook een rol in het leven van Lavant zelf.
Wat sterk opvalt in de bundel, is dat de plaatsen waar de verhalen zich afspelen, steeds structuren van hiërarchie, onderdrukking en machtsmisbruik bevatten. Dat was eerder ook al het geval in Kind en Aantekeningen uit het gesticht, waarin het hoofdpersonage te maken krijgt met de dominantie, het geweld en het misbruik van artsen, zusters en vijandige kinderen. De vrouwelijke hoofdfiguur is dan ook voortdurend bang, angstig, eenzaam. Het eerste deel van het verhaal Anna Katharina speelt zich af in een klooster waarin religieuze vrouwen kinderen opvoeden in een sfeer van angst en dienstbaarheid. In het tweede deel heeft het hoofdpersonage ook nauwelijks een vrije wil: ze wordt door een man gedwongen om te leren dansen in een theater. In het sterk autobiografische verhaal Cubientje – een bijnaam die verzonnen is door een pastoor en verwijst naar ‘concubine’ – wordt een vrouw gedwongen om het slaafje te worden van drie mannen – seksuele diensten inbegrepen. Gelukkig is Cubientje sterk en weet ze de situatie naar haar hand te zetten. Ook in dit verhaal voelt Cubientje zich zondig en angstig en is ze ervan overtuigd dat pijn een terechte straf is. In Het wisselwichtje wordt een dienstmeisje verkracht en haar dochter vermoord. Als Nell in het gelijknamige verhaal in opstand komt tegen het geestelijke gezag, zegt de pastoor minachtend: ‘God, wie bent u nou helemaal?’ Opnieuw heeft het hoofdpersonage te maken met eenzaamheid en schuldgevoel. Het verhaal Vriendinnen speelt zich af in een schoolomgeving waarin de leraar toeziet op de juiste maatschappelijke verhoudingen: hij zorgt ervoor dat twee vriendinnen uit verschillende maatschappelijke klassen afstand nemen van elkaar.
In Oostenrijk wordt Christine Lavant in de eerste plaats gezien als dichter. Bij uitgeverij P. verscheen de tweetalige bloemlezing De wilde zijtak van de slaap. Voor haar poëzie kreeg ze belangrijke prijzen. Maar ook het proza dat ze schreef, is meer dan de moeite waard om te lezen. Haar verhalen vertellen over het menselijke lijden en zijn daarom hard en confronterend. Ze zijn bovendien doordrongen van angst die een gevolg is van ongelijke machtsstructuren op vele vlakken binnen de maatschappij. Daarmee krijgen onderdrukten een stem. Hoewel Lavant in Oostenrijk een grote naam is, is ze in het Nederlandse taalgebied niet bij een groot publiek bekend. Uitgeverij Vleugels wil hier terecht verandering in brengen.
Kris Velter
Christine Lavant – Brood moet je zeggen. Vertaald door Ria van Hengel. Vleugels, Bleiswijk. 256 blz. € 28,95.
Te koop bij de betere boekhandel of bij de uitgever.