Column: Karel ten Haaf – Heruitgave
Blijdschap heerst in Huize Ten Haaf, en hooggespannen verwachting – het gebeurt tenslotte* niet dagelijks dat er een boek van één van mijn favoriete auteurs verschijnt. Komend najaar, naar verwachting in oktober, ziet een nieuwe uitgave van Leve Joop Massaker het licht, de novelle waarmee Cornelis Bastiaan Vaandrager in 1960 debuteerde. Het zal de vijfde druk zijn van deze korte roman, dit is de drukgeschiedenis:
Eerste druk, zelfstandige uitgave: Leve Joop Massaker (N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1960);
Tweede, herziene druk, in: De avonturen van Cornelis Bastiaan Vaandrager 1. Ongekuist (Nijgh & Van Ditmar, [Den Haag 1963]);
Derde druk, zelfstandige uitgave ‘naar de uitgave van 1960’ – de auteursnaam is gewijzigd in C.B. Vaandrager (De Bezige Bij, Amsterdam 1974);
Vierde druk, naar de tweede, in een herdruk van De avonturen etc. (Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1989).
Voorafgaand aan deze vier drukken, aan deze twee versies, publiceerde Cornelis Bastiaan Vaandrager ‘Eerste kennismaking met Joop Massaker’ in Maatstaf. Maandblad voor letteren (7e jaargang nr 3, juni 1959). Deze wat ik maar zal noemen nulde druk, wijkt sterk af van de latere drukken. De nulde druk betreft overigens slechts een deel van het verhaal: het eerste hoofdstuk van de drie waaruit de latere versies bestaan.
Zal in de op stapel staande vijfde druk van Leve Joop Massaker (Lebowski Publishers, Amsterdam 2012) worden ingegaan op de stilistische verschillen tussen de drie gepubliceerde versies, geschreven worden over de ontwikkeling, de uitbening van Vaandragers stijl? Worden misschien alle drie de versies in één band samengebracht? Dat zou helemaal geweldig zijn.
Of wordt de tekst niet in- of uitgeleid, wordt de eerste (derde) druk zonder commentaar opnieuw uitgegeven? Het zou een gemiste kans zijn.
Alle drie de versies zijn in de ik-vorm geschreven. In de nulde druk heet de ik Casper Lampe, in de eerste Casper Benjamin Lampe en in de tweede Cornelis Bastiaan. Maar er zijn meer verschillen, veel meer. Verschillen die een studie rechtvaardigen. Eén van de interessantste kwesties is de vraag waarom Vaandrager stijlbreuk pleegt in het tweede deel van de eerste druk, waar hij op de pagina’s 31 en 32 opeens overgaat van ‘ik’ naar ‘hij’. Deze kortstondige overgang – de enige in het boek – betreft een masturbatiescene.
(Heb ik ook nog. Ook uit Suriname, van de bosnegers. Een lichtgele huls, gevlochten van vezels. Aan de ene kant open, aan de andere kant een lus. Die huls kun je induwen en uittrekken. Als je hem induwt, wordt hij dikker maar kleiner. Een deegpers, zegt mijn moeder.)
Casper zette de deur op een kier en luisterde even ingespannen naar de stemmen beneden. Nadat hij er zich van verzekerd had, dat noch zijn vader, noch zijn moeder aanstalten maakte om de trap op te komen
ging de kleine masturbator aan het werk:
Via de linker broekspijp schoof hij zijn hand naar binnen. Met zijn vrije hand drukte hij het deegpersje tegen het behang, zodat de opening groter werd. Hij streelde wat, gaf enkele korte rukjes, het duurde niet lang of zijn geslacht begon langzaam te zwellen. Hij schoof het voorzichtig in het persje, waarna hij dit losliet. Het veerde terug in zijn normale stand en klemde zich om Caspers geslacht. Tegen de wand leunen en heen en weer bewegen – Frans kan de moord steken met zijn vlinders erbij. Hij moest eens weten van Greta en mij. Hij zou zich rot schrikken. Keek niet eens naar meisjes, schijthuis. Hij kon niks, niet fietsen, niet zwemmen. Met zijn drollevanger. Prikkebeen, Prikke –
Is masturbatie te intiem om in de ik-persoon over te schrijven, pleegt Vaandrager stijlbreuk uit bleuheid? Of zien we hier het begin van de latere Vaandrager: de observator, de man die vindt dat je de werkelijkheid moet noteren, niet becommentariëren – en die de overtuiging is toegedaan dat masturbatie te emotioneel is om in de ik-vorm te kunnen opschrijven, dat daarvoor afstand nodig is? Maar indien dat laatste de reden is, waarom werd de masturbatiescene in de tweede druk dan wel in de ik-vorm gesteld? Ik hoop dat in de komend najaar verschijnende vijfde druk van Leve Joop Massaker een essay over dit debuut staat, waarin onder andere deze vraag aan de orde komt.
Karel ten Haaf
* Ten slotte, t.b.v. de eindredactie van Tzum: er is verschil tussen ‘ten slotte’ en ‘tenslotte’. Op de website van Onze Taal formuleert men het zo:
Tenslotte is juist als ‘welbeschouwd, per slot van rekening, immers’ bedoeld is. Voorbeelden:
- Ik ben tenslotte ook maar een mens.
- Neem een taartje; het is tenslotte feest vandaag.
- We zijn hier tenslotte niet om vakantie te vieren.
- Weggooien kan tenslotte altijd nog.
Ten slotte betekent ‘tot slot’:
- Ten slotte gaf hij een samenvatting van zijn toespraak.
- Ten slotte namen we nog koffie met een likeurtje.
- In het begin wordt het blad geel, dan bruin en ten slotte asgrijs.