Column: Erik Nieuwenhuis – Fargo
In 1996 verstuurde ik vanuit downtown Manhattan mijn allereerste e-mail. Een uur later had ik antwoord. ‘We zouden zo in een film van Allen kunnen, smuil ik, moderner dan we nu zijn, zullen we wel nooit meer worden,’ schrijft Kees van Kooten in Hedonia bij het afscheid van zijn vrouw die naar New York vertrekt om Woody Allen te interviewen. Datzelfde gevoel bekroop me achter de computer in het appartement van vriend EJ, die er toen al een dik jaar woonde.
Hoewel we met Royal Jordanian vlogen en gratis mochten verblijven in EJ’s slaapkamer, was het een begrotelijk avontuur dat ik me normaalgesproken niet had kunnen permitteren. Maar omdat het degenen die belast waren met het beheer van de gemeentelijke cultuurpot van de stad waar ik toen woonde – de enige stad in Nederland die de concurrentie met New York aan kan als city that never sleeps – had behaagd mij aan te moedigen in het ontwikkelen van mijn talenten, had ik een paar duizend gulden stuk te slaan. En zo kon ik mij een flinke poos verder bekwamen in het uitoefenen van mijn grootste talent: het in korte tijd verbrassen van aanzienlijke sommen gelds.
Nu ik vele jaren ouder ben en de kunst van het smijten met geld tot in de perfectie beheers, weet ik dat er veel betere plaatsen op de wereld zijn om in korte tijd van je dure geldje af te komen. Campertje huren in IJsland, avondje zuipen in Oslo, terrasje doen in Venetië zonder vooraf prijsafspraken te maken met de guitige ober die in veertig talen ‘dank je wel’ kan zeggen. Maar in 1996 koos ik in mijn onbevangenheid voor New York en niet alleen omdat je er zo snel en elegant van je geld af kon komen. NYC was de stad van mijn helden. JD Salinger, Woody Allen, Lou Reed, Don Corleone en David Byrne. Tijdens een van onze ochtendwandelingen wees EJ op een appartementencomplex bij Tompkins Square park: ‘Daar woont Iggy pop.’ Dat maakte indruk op iemand die in zijn geboorteplaats minstens een keer per week te horen kreeg: ‘Kijk daar woont Ronnie Tober.’
Natuurlijk was de stad veel te groot om hem in een keer door te slikken. Tijdens de eerste dappere poging om ons door de grote appel heen te bijten, kwamen we niet veel verder dan een boottochtje naar Ellis Island, een bezoek aan het Moma, The Cloisters en het hotel waar Sid Vicious dood was gegaan. We beklommen het Empire State Building, woonden in CBGB’s een concert bij van een onbeduidend punkbandje en zagen John Zorn in the Knitting Factory. Op Coney Island maakte ik voor het laatst in mijn leven een ritje in een achtbaan.
Het is een hele kunst om over New York te schrijven zonder in clichés te vervallen, zoals ‘je vóelt de energie’ of ‘het is net of je de hele dag in een filmdecor loopt’. Ik kan het allebei beamen en ik wist na de eerste kennismaking dan ook zeker dat het niet bij een keer zou blijven.
In mijn herinnering was het op onze laatste avond dat we onder een lekkend bioscoopdak een film van de Coen Brothers zagen. Een prachtig gevalletje van overeenkomende vorm en inhoud. Het was zo stervenskoud in de zaal, dat iedereen zijn jas aan moest houden. Toepasselijk bij het bekijken van een film die speelt in de onbarmhartige sneeuwlandschappen rond Fargo, North Dakota. De verwarming kapot, het dak lek, het geluid slecht. Mijn verloofde, die in Sint Petersburg had gestudeerd, zei dat het haar allemaal bekend voorkwam. Het was in wezen allemaal weinig anders dan in de USSR, vond ze.
Die eerste keer begreep ik weinig van de ingewikkelde plot van Fargo. Ik rilde van de kou en het was onmogelijk om de paar scènes die niet werden overstemd door het bulderlachende publiek op te maken waar het allemaal over ging. Een paar maanden later zag ik de film nog eens. Een meesterwerk, tout court. Er gaat geen week voorbij, of een van de Nieuwenhuisjes citeert – bewust of onbewust – een van de oneliners uit Fargo. ‘Total fucking silence’; ‘See how you like it’; ‘kinda funny looking’; ‘and for what? A little bit of money’; ‘You should see the other guy’ ‘It’s always the same with these guys, it’s always more.’
De filmlocaties uit Fargo bevinden zich op zo’n 800 kilometer van Pella, Iowa waar mijn oudooms die begin vorige eeuw naar Amerika vertrokken, tot aan hun dood woonden. Ik heb natuurlijk allang een keer gekeken of daar niet een mooie sentimental journey van te maken valt. De vraag is alleen: wie gaat dat betalen? Want het wordt steeds moeilijker instanties te vinden die mijn geldverkwistende hobby’s willen financieren. Gelukkig maar dat ik Fargo op dvd heb. En anders hebben we nog altijd de dia’s, toch?
Erik Nieuwenhuis