Recensie: Maria Turtschaninoff – Erfgrond
Bedankt lieve boerderij
Het besef dat mensen slechts passanten zijn, voorbijgaande creaturen, met voorfamilie en nazaten, is in de westerse wereld niet echt een thema. Toch valt de verbondenheid van de vele generaties niet te ontkennen. Maria Turtschaninoff schreef met Erfgrond het portret van een Finse boerderij, waarin de eeuwigheid van de natuur en de vergankelijkheid van de mens centraal staan. Dat we ons dat maar eens goed moeten realiseren.
Österbotten, de zeer noordelijk gelegen landstreek in het westen van Finland, direct aan de Botnische Golf, maakte in de loop van de eeuwen veel mee. Lang waren de Zweden er de baas, wat het daar nog steeds gesproken Zweeds verklaart, ook de Russen hielden er huis, maar bovenal moesten de bewoners zich in hun strijd om het bestaan verhouden tot de natuur, die er zowel indrukwekkend en rijk kan zijn als meedogenloos en eng.
Maria Turtschaninoff is een bekende naam in kringen van young adult- en fantasyboeken, maar waagt zich met Erfgrond voor het eerst aan een literaire roman. En dat bleek een goede gedachte, want het boek werd een succes en ze won er meteen de prestigieuze Finse YLE-prijs mee. Bovendien werden de vertaalrechten aan 22 landen verkocht.
Op zich zegt dat laatste nog niet heel veel, maar afgezet tegen de opzet en stijl van de roman wel, want Erfgrond ademt een uitgesproken noordelijk karakter. Dat wil zeggen sterk op de natuur gericht, de seizoenen (‘Ik loop door de lichte juninacht’) en de kleine bezigheden van gewone plattelandsmensen, die zich er permanent van bewust zijn hoezeer ze maar een radertje zijn in een gigantisch uurwerk.
De roman begint met een proloog in de vorm van een prozagedicht, waarin een vrouw in onze tijd door de oude boerderij Nevabacka (Moerasheuvel) loopt, met de as van de vorige bewoonster in een urn. Ze kijkt er rond, leest de instructies van de overledene hoe je je op die speciale plek moet gedragen, wat je wel en vooral niet moet doen. In een gevonden dagboek leest ze de woorden Bedankt voor alles lieve boerderij. Het zet meteen de toon.
Daarna volgt Turtschaninoff, invoelend vertaald door Janny Middelbeek-Oortgiesen, de mensen die in die omgeving, op die plek, in die boerderij leefden en werkten. Te beginnen in de zeventiende eeuw, toen de afgezwaaide Zweedse soldaat Matts Mattsson via het nabij gelegen stadje Gamlakarleby op de boerderij aankomt. Die was hem beloofd voor na de strijd. De keuterij is onaanzienlijk en vervallen, maar in zijn ogen kansrijk.
Met Matts begint het boerderijtje en de grond er omheen aan een steeds verdere cultivering, die nauwgezet wordt geschetst. In de zeventiende eeuw speelden zowel christelijk geloof als volkssprookjes nog een voorname rol in het leven van de nederige mensen, er werd samengeleefd met op de een of andere manier invloedrijke boswezens, zoals aardgeesten, trollen en bosnimfen, die je maar beter te vriend kon houden. Dit betekende ook: geen onbezonnen dingen doen met het moerassige veengebied.
Erfgrond beweegt vervolgens mee met de ontwikkelingen; oorlogen, (mis)oogsten, vrijages, perioden van armoede en honger, bosbranden, insectenplagen, ziekten, maar in ieder geval zomers en winters. Met de mens als speelbal van het universum. Er zijn in die vroege eeuw(en) zelfs heuse ontmoetingen met boscreaturen, die er geen misverstand over lieten bestaan wie de rechtmatige eigenaar van bos en veen was. Niet per se griezelige wezens, sommige bosnimfen waren zelfs uitgesproken mooi en aantrekkelijk, maar toch.
Turtschaninoff, behorend tot de Zweedstalige minderheid in Finland, moet zelf ten volle hebben ervaren wat de noordelijke natuur tot een mens kan zeggen. Ze suggereert dat de overtuiging leeft dat er kennis en wijsheden bestaan waar je de wetenschap nooit over hoort, die bij de natuur horen. Maar evenzeer benadrukt ze wat de langjarige ongeletterdheid van de eenvoudige bosbewoners voor gevolgen heeft gehad:
‘De kinderen kunnen dan ook niet lezen,’ merkte Arne droog op. ‘Wij hechten daar in deze streek niet zoveel waarde aan, wat het domineesvolk en het gezag de mensen ook proberen op te dringen.’
In de achttiende, negentiende en twintigste eeuw veranderen opvattingen, overtuigingen en gebruiken uiterst langzaam om, steeds meer vervreemd van de waarde en betekenis van de natuur, in onze eeuw uit te komen. Pas dan treedt het besef in dat we misschien een foute koers hebben gevolgd. Niet bepaald een verrassende zienswijze, maar Turtschaninoff laat het juist door die gestage ontwikkelingen wel binnenkomen.
Hij heeft zoveel plannen voor wat hij zal doen met het geld wanneer hij thuiskomt. Het gaat over tegelkachels en landbouwmachines en vee. Hij wil het Bosnimfenveen draineren en hij wil meer bos opkopen om daar hout uit te halen, en allerlei andere dingen. Wat hij heeft, is voor hem nooit genoeg geweest. Als kind al moest hij zo nodig het paard van een ander hebben, of de degelijke slee of de mooie muts van een ander. Ik bid elke avond, dat God hem dankbaarheid en tevredenheid zal bijbrengen.
Alle kleine verhalen met elkaar, om het even of het dat van Matts is, Eva, Johan, Sven, Ottilia of Stina, vertellen een stukje van het grote verhaal van de boerderij en het geheimzinnige veengebied eromheen, dat eeuwenlang ongerept kon blijven tot de kapitalistische geest ook Österbotten bereikte en niets meer veilig was: tegenwoordig hebben mensen apps nodig om nog een plant te kunnen herkennen en verdwijnt de oogst in plastic zakjes. Daarmee wordt Erfgrond, ondanks de talrijke romantische, zinnelijke en folkloristische aspecten, ook een roman over een ingrijpende mentaliteitsverandering en alle onuitgesproken waarschuwingen die daar bij horen.
André Keikes
Maria Turtschaninoff – Erfgrond. Vertaald door Janny Middelbeek-Oortgiesen. Atlas Contact, Amsterdam. 400 blz. € 24,99.
Jullie recensies verleiden mij menig keer het besproken boek aan te schaffen en te lezen. En als ik het boek aan het lezen ben, herlees ik bijna altijd de bespreking nog een keer. Dank voor uw inzet