Waar blijft de kritische culturele Linda?

Het is deze maand al weer twaalf jaar geleden dat de culturele glossy Hollands Diep ophield te bestaan. ‘We hebben het economisch tij niet mee’, schreven toenmalig hoofdredacteuren Ruud Hollander en Martine Kamsma in het laatste nummer. Maar is er werkelijk geen ruimte voor een blad als Hollands Diep, dat kunst en cultuur in de volle breedte tot zijn werkgebied rekende. En heeft cultuur ooit wel eens het economisch tij mee?

Wie niet beter weet denkt bij Hollands Diep tegenwoordig aan de in 2014 door oud-Bezige Bij-uitgever Robbert Ammerlaan opgerichte literaire uitgeverij. Het is ook geen fout antwoord, alleen onvolledig. Ammerlaan stond in 2007 ook aan de wieg van het ambitieuze glimblad Hollands Diep, dat zich op het snijvlak van cultuur en opinie begaf. Even diepgaand als lichtvoetig, zoals het flonkerende water van de gelijknamige benedenloop van Maas en Waal. Een gebied dat ook de havens van Rotterdam en Antwerpen met elkaar en met Duitsland verbindt. Internationaal dus.

De geschiedenis gaat nog verder terug. De oervorm van Hollands Diep was een heus vriendenproject, met in de hoofdrol K. Schippers. Begonnen eind 1975 en al weer geëindigd in juni 1977. Ook geen bestendig bestaan. Maar wel elke twee weken in de winkel, in tegenstelling tot Ammerlaans tijdschrift, dat driemaandelijks verscheen. Maar waar de oude Hollands Diep niet verder kwam dan 15.000 verkochte exemplaren, behaalde de glossy meteen 50.000. Ook adverteerders leken aan te slaan op het nieuwe blad.

Bij de Schippersvariant was dit beduidend minder, maar dat had ongetwijfeld ook te maken met het enorme gedoe achter de schermen. Het economisch tij zat ook toen al niet mee. En er waren als gevolg daarvan in die korte tijd nogal wat uitgeverswisselingen. Als de ene het niet meer zag zitten, werd een andere met alle beschikbare middelen overtuigd, al was het maar voor een tijdje. Soms veranderde ook het formaat en daarmee de vormgeving. En zo zwoegde de kleine club, waarin ook onder anderen G. Brands, Jessica Voeten, Hans Sleutelaar en Betty van Garrel zitting hadden, zich van nummer naar nummer.

Aan gevestigde namen van medewerkers geen gebrek, die ook nog eens goed werden betaald, een erezaak natuurlijk. Aan media-aandacht evenmin, want als de Grote Drie van destijds, Mulisch, Reve en Hermans, iets op te merken hadden of zelfs eigen stukken leverden, dan was er alle aanleiding voor rumoer. Those were the days. Maar naast die drie was het niet minder een komen en gaan van top-auteurs. Veelal uit de literaire hoek, wat bij Ammerlaans variant anders was, al had ook dat bepaald geen gebrek aan topnamen uit het literaire wereldje.

In de glimmende Hollands Diep vond je naast – uiteraard – literair gekleurde artikelen, verhalen en rubrieken, ook mode, design, muziek, film, reizen, wonen, culinaire thema’s, theater, dans en zelfs stedenbouw. De uitstekende fotografie was niet vies van wat erotiek, de rubrieken niet van wat oppervlakkigheid (Hoeveel handdrukken is iemand verwijderd van een culturele beroemdheid), maar wat is daar tegen als het elk kwartaal verschijnende geheel in alle opzichten liefde voor en betrokkenheid bij kunst en cultuur stimuleert? Bovendien: wie wil er nou niet meer weten over het in ongenade raken van het schaamhaar of waar zich de lekkerste Franse filmstranden bevinden? Daar tegenover vond je dan weer bijvoorbeeld Douwe Draaisma over autisme of een filmdagboek van Frans Weisz.

Toen Ammerlaan Hollands Diep 2.0 wilde beginnen, vond K. Schippers dat geen goed idee, schreef Ammerlaan eerlijk in zijn eerste nummer. ‘Hollands Diep moet je niet opnieuw willen oprichten’. Toch gebeurde dat in zekere zin. Wat beide bladen gemeen hadden was niet alleen de titel, maar vooral de opiniërende, kritische kant. Zeker de eerste Hollands Diep-poging voelde zich vrij van commerciële druk op de redactie. Hans van Mierlo sprak zich in een van de nummers uit over ‘woordhaat’ bijvoorbeeld. Heel belangrijk die onafhankelijke instelling, want wat culturele bladen nogal eens aankleeft is een kritiekloze adoratie van de kunstenaars of op zijn minst neutrale presentatie van culturele gebeurtenissen.

De in samenwerking met een aantal grotere Nederlandse musea uitgegeven non-glossy, See all this, onder hoofdredactie van oud Hollands Diep-redacteur Nicole Ex, is er een voorbeeld van. Dit kwartaalblad (in eigen woorden ‘onafhankelijk cultuurplatform met een kunstmagazine’) ziet er prachtig uit, is zonder meer interessant, maar ook kritiekloos, want het draait natuurlijk wel om het eigenbelang der partners, ofwel de musea. Bepaalde onderdelen, zoals het rondkijken in ateliers, zouden echter ook in Hollands Diep niet hebben misstaan. Hoofdzaak blijft echter het onder de aandacht brengen van actuele museumtentoonstellingen en wat daar mee samenhangt om het bezoek te stimuleren. Zoals het verdwenen glansblad Kunstbeeld dat eertijds ook deed, maar dan verbreed met galeries en niet bevreesd voor wat kritische kanttekeningen.

Het denken aan tijdschriften wordt in sommige kringen als een beetje achterhaald beschouwd. Wie leest er nog van papier krijg je al snel voor de voeten geworpen. Toch is dat te gemakkelijk. Er bestaan ook vandaag de dag talloze tijdschriften, gespecialiseerd of in magazinevorm, die het goed of zelfs erg goed doen. Vaak gecombineerd met digitale poten. Neem de Linda, al jarenlang een ongekend succes, met een publiek waarvan je mag aannemen dat het voor een aanzienlijk deel doorgaans niet veel heeft met het lezen van papier. Toch vindt de Linda maandelijks haar weg naar die lezeressen en daarmee ook naar de adverteerders.

Iets vergelijkbaars geldt de Happinez (‘body en mind’), de Plus voor ouderen en good old Margriet en Libelle. En vergeet ook de Kampioen, Eigen Huis van de gelijknamige vereniging van woningbezitters en Allerhande niet. De laatste drie geen tijdschriften in de zin van abonnementen en losse nummers, maar wel gelezen en gewaardeerd door honderdduizenden.

En juist de mensen die papier bovengemiddeld lijken te waarderen, cultureel geïnteresseerd publiek, ontberen een eigen magazine sinds het verdwijnen van Hollands Diep. Er zijn wel deelgebieden met een eigen blad, denk aan Awater, Luister, Dans magazine en Scènes, maar geen de genres overstijgend tijdschrift. Bovendien wordt in deze kringen de goed verwoorde, kritische opinie omarmd en neigen deelbladen niet zelden naar vormen van promotie. Het liefhebberschap kent zo z’n risico’s.

Hollands Diep voor de derde keer aandraaien is, om met K. Schippers te spreken, onverstandig. Wat geweest is is geweest en de naam behoort bovendien de uitgeverij toe. Dit betekent echter niet dat een nieuw, breed georiënteerd cultureel magazine ondenkbaar is, een uitgave die geleerd heeft van Hollands Diep. Nu de hele sector al jarenlang zwaar in mineur is door zeer verschillende oorzaken, van corona tot de verkiezingsuitslag, van gestegen energie- en personeelskosten tot ontlezing en woke-oorlogen, is er alle reden om de gezamenlijke belangen te zien.

Maar dat economische tij dan? Dat zal nooit veranderen. Wie hoopt op cultureel en economisch betere tijden kan lang wachten. Als echter constructief ingestelde uitgevers met de nodige know how, fondsen, adverteerders en zeker ook potentiële lezers bereidheid tonen en zich uitspreken dan moet er toch iets mogelijk zijn. Misschien wat minder ambitieus in weelderigheid van verschijningsvorm, maar inhoudelijk des te sterker. En uiteraard liever vaker dan driemaandelijks.

Voor het maken van een tijdschrift is anno 2024 de digitale grafische techniek al weer een stuk verder dan in 2012, veel minder omslachtig, goedkoper ook. Dat moet toch perspectief bieden. Ook aan de schrijvers, dansers, cabaretiers, musici en muzikanten, architecten, filmmakers, designers, beeldend kunstenaars, acteurs, fotografen en alle anderen in kunst en cultuur, die het tij tegenwoordig nog wel minder mee hebben dan twaalf jaar geleden.

André Keikes