Nieuws: Dit is de shortlist van de Hans Vervoort-prijs 2024
De shortlist van de Hans Vervoort-prijs 2024 is zojuist bekendgemaakt. De vijf genomineerden voor de prijs voor ‘verhalend proza van neerslachtige en toch opbeurende aard’ zijn:
- Sacha Bronwasser – Luister (Ambo/Anthos)
Als een boek spannend is, realistisch én goed geschreven, is dat in de ogen van de jury reeds opbeurend genoeg. Alle drie genoemde termen zijn van toepassing op de tweede roman van Sacha Bronwasser, die na haar carrière als kunstcritica aan een nieuw leven is begonnen als literair auteur. In Luister volgen we de Nederlandse au pair Marie in Parijs anno 1989, en dat is niet altijd een pretje, zoals we al konden vermoeden dankzij de roman uit datzelfde jaar van W.F. Hermans, maar Bronwasser voegt daar nog de nodige horror aan toe.
Niet alleen blijkt Marie kort voor haar vertrek naar Parijs iets naars te hebben meegemaakt, maar ook komt ze in een wonderlijk huishouden terecht – en in een stad die te maken krijgt met terroristische aanslagen. Tweeëndertig jaar later is Marie terug in Parijs, en vindt er een zinderende finale plaats.
Luister is een triomf doordat Bronwasser het intrigerende verband laat zien tussen gevaar, kunst, luisterrijk kijken en woorden (‘We hebben de taal nodig om onze ogen te helpen’), in een verhaal dat de lezer kluistert.
- Robert Brouwer – Café Terminus (Finisterre)
Een gescheiden man van 58, Martin Molle, leidt een bestaan zonder grote avonturen, maar hij weet zichzelf en de lezer op de rails te houden door zijn toonvastheid. De eenzaamheid van de hoofdpersoon, zijn zelfspot en de daarbij passende onhandigheid met vrouwen, inclusief zijn moeder, doet regelmatig denken aan auteurs als Wessel te Gussinklo, A. Moonen, Gerard Reve en Max de Jong. Zo bezien maakt Molle toch meteen deel uit van een familie – die der lustig malende en fantaserende eenpitters: ‘Achter mijn rug houd ik met gestrekte armen mijn linkerhand met mijn rechterhand vast, om eens te weten hoe dat voelt. Ik heb nooit begrepen waarom mannen zo lopen. Aan het ijsberen met de handen op de rug beleef ik enig genoegen. Als vanzelf ga ik rechtop lopen. Ja, ik ben een man en de wereld behoort mij toe. Waarom zou ik achter iemand aan lopen die ik niet ken? Ik heb mijn eigen leven. De vrouwen zouden achter mij aan moeten lopen.’
Vermeldenswaard is voorts dat het debuut van Robert Brouwer in eigen beheer is verschenen, wat dus niet wil zeggen dat het boek over het hoofd mag worden gezien.
- Valentijn de Heer – Beste mevrouw Eva (Pluim)
Het debuut van de Leidse auteur Valentijn de Heer richt zich in de titel tot een lieve buurtgenote, in wie we de aanbeden Eva van J.M.A. Biesheuvel herkennen, die inderdaad in het houten huis woonde dat we op het omslag zien.
Beste mevrouw Eva dat over een gezinsdrama gaat, wekt de indruk alsof iemand je een verhaal vertelt dat eigenlijk te verschrikkelijk is om naar te blijven luisteren, terwijl je voelt dat je precies dát zult moeten, omdat het in eenzaamheid is beleefd en nooit liefdevol aangehoord. Deze schets van een narcistische en kleinzielige vader, een fataal van eigenwaarde verstoken moeder en twee kinderen (de verstandelijk beperkte Johannes, en zijn oudere broer en verteller Elias) daartussenin, snijdt zeldzaam heftig tot op het bot.
Sommige lezers kunnen de aanvechting voelen om deze roman terzijde te leggen, want bijna meteen wordt ons gemoed pijnlijk op de proef gesteld. De schrijver ziet af van grove effecten, en de sterke beelden die hij aandraagt zijn zodanig passend dat de originaliteit ervan pas in tweede instantie opvalt. Mede daardoor verliest De Heer vrijwel nergens het tempo waarmee hij ons door de gruwelen in het hoofd van Elias trekt. Bij het teruglezen zien we pas goed hoe zowat elke zin en bijna elk woord raak is.
- Leo Pleysier – Klokgelui (de Bezige Bij)
Het aantal schrijvers dat moeite heeft met een natuurgetrouwe dialoog is eindeloos. Velen zouden iets kunnen leren van Leo Pleysier, die al een oeuvre lang heeft laten blijken complete personages te kunnen typeren door louter te noteren wat ze zeggen. Op die beproefde manier leren we een wandelgroepje kennen dat in een Vlaams dorp op een zomers terras jaarlijks zit te gezelligen. Vlakbij hen woont een stel, Jef en Germaine, dat hun huis niet uit komt en dat op weg is naar het einde. De verteller kent de twee niet, niemand kent ze eigenlijk echt, dus moet hij afgaan op wat de praatzieke buurvrouw Germaine hem vertelt.
Alles in Klokgelui geschiedt via via, van horen zeggen, zonder te weten wat er waar is; we hebben alleen de klok horen luiden. Als het einde voor de twee daadwerkelijk aanbreekt, kunnen we dan ook slechts raden naar de liefde, het drama en de gesprekken die als het ware vlak naast onze deur hebben plaatsgevonden. Gelukkig dat wij de scherp luisterende Leo Pleysier hebben om ons daarbij te helpen, zoals hij ons ook met zijn laconiek ogende stijl beurtelings kan laten lachen en diep raken.
- Elte Rauch – Een vrouw met mooie borsten: Het dagboek van Veere Wachter (Cossee)
Een belezen vrouw van ongeveer 40 jaar geeft een cursus, wil een roman schrijven, heeft een vriend, en wil ook een vriendin, en als ze die heeft blijkt niet alleen de liefde verwarrend maar wordt ze bovendien getroffen door een ernstige ziekte. Veere Wachter houdt een dagboek bij om dit alles te verwoorden: ‘Het wordt nooit meer als vroeger, en vroeger werd het ook nooit als vroeger.’ Al haar zwakheden worden getest en beproefd, en de dagboekvorm blijkt goed te werken om de aarzelingen en wisselende stemmingen, kortom: het voorlopige karakter van Veeres leven weer te geven. Niet zij, maar haar geestelijk moeder, debutante Elte Rauch, ziet daar de roman in die haar personage nog niet voor zich ziet.
‘Op deze ronde wereld wil iedereen een plek in het midden.’ Midden in het leven wordt Veere gedwongen met het einde bezig te zijn. Er zijn mensen die voor haar bidden, omdat ze kanker heeft: ‘Ik had het anders voor mezelf bedacht in dit leven. Dat ik iets moois zou gaan maken, iets voor iemand zou betekenen en dat de mensen aan me zouden denken en ontzag zouden hebben voor wie ik ben en voor wat ik maak, in plaats van voor wie ik niet ben en wat ik heb.’ Door dit boek komt haar oorspronkelijke wens alsnog uit.
De winnaar zal op 22 april diens prijs in ontvangst nemen. Diegene wint dan, door een tussentijdse donatie, geen 5000 maar 10.000 euro. De winnaar wordt echter begin april al bekendgemaakt, om de auteurs een zenuwslopende avond te besparen. De jury van de prijs bestaat dit jaar uit Mensje van Keulen (auteur) Bart Leemhuis (boekhandelaar) en voorzitter Arjan Peters (literatuurcriticus). Er waren 85 inzendingen.