Column: Eric de Rooij – Hoe het bij ons thuis gaat
Hoe het bij ons thuis gaat
Bij het televisieprogramma Van Roosmalen en Groenteman vertelde acteur Huub Stapel dat hij lange tijd op en af verkouden was, het hield niet over. Ik ben blij met zijn bekentenis. Sinds januari, en het is nu alweer diep in maart, wissel ik hoestbuien en lichte koorts af met dagen dat mijn lijf alleen maar moe is.
‘Het heeft iets troostends als je niet de enige bent die kwakkelend door de kwakkelwinter strompelt’, zegt R., wiens gezondheidscurve ook op en af gaat.
Zelf ben ik – wanneer ik me beroerd voel – eerder geneigd tot klagen en ruziemaken, dan tot berusting. Ook social media maken me depressief. Al die gelukkige en geslaagde mensen. Hebben ze weer een opleiding succesvol afgesloten zonder een ziektedag of ze krijgen blakend van gezondheid een fijn contract. Gefeliciteerd hoor. En wat doe ik al die tijd? Hoesten.
‘Wat is iedereen energiek!’ roep ik onder mijn dekentje op de bank. ‘Niemand is ziek! En zijn ze wel ziek, kunnen ze gewoon naar die Groenteman! Ik begrijp er niets van.’
‘Kijk leuke kattenfilmpjes op Instagram, dat leidt af,’ zegt R.; hij bedoelt het goed, maar realiseert zich te laat dat alles voedsel is voor conflict.
‘Als iets me ongelukkig maakt zijn het leuke kattenfilmpjes,’ zeg ik na een hoestbui. ‘Ze doen me aan twee dingen denken. Eén: we hebben zelf geen kat om leuke kattenfilmpjes van te maken, omdat jij zo nodig geen kat meer in huis wil. (Het verwijt dat alleen echtparen kunnen maken.) En twee, toen we wel een kat hadden, leidde dat kreng negentien jaar lang zo’n schuw bestaan onder ons bed – we hádden niet eens filmpjes kunnen maken!’
De bank veert als R. naast me komt zitten. Ik heb hem waar ik hem wil hebben. Toegewijd luisteraar van mijn gezanik.
‘Oké, je bent niet uitgenodigd voor het Boekenbal. Wees blij, je had in deze conditie niet eens gekund. Met je geblaf had je de hele fine fleur van de literatuur aan de kinkhoest geholpen. Ik weet ook niet lief, waarom die en die er wel waren terwijl ze nog nooit een column laat staan een boek hebben geschreven. Stil maar, die hebben ook maar de kaartjes gekregen van auteurs die of ziek zijn of tegen een deadline aan zitten. Wat had je willen doen op het Boekenbal? Dansen met Splinter Chabot omdat hij zo’n fraaie rok aan had? Dat meen je niet. Een man van 58 met zo’n jongen, dat kon in de jaren zeventig maar nu echt niet meer. Natuurlijk vind ik die rok mooi, daar gaat het niet om. Je kunt niet eens dansen behalve die halfbakken Quickstep van je. Na vier tellen weet je niet meer waar je je ene voet moet zetten en de andere moet laten. Zuipen met Pieter Waterdrinker en praten over de oorlog? Je drinkt alleen Spa Rood! Hangen op een van die trappen in de entourage van Connie Palmen? Welnee, daar ben je veel te verlegen voor. Je zegt nooit wat in groepen. Ik zie je daarentegen wel stiekem lonken naar de donkere ober, maar daarvoor hoef je niet naar het Boekenbal, die werkt ook op andere avonden. Stil nu maar. Zal ik iets voorlezen uit een van je oudere columns, die ene grappige? Of iets van Marcel van Roosmalen? Liever niet? Hoezo liever niet? Ik probeer ook maar aardig voor je te zijn, zak.’
Dan maar een uurtje luisteren naar Fran Lebowitz op YouTube, een ontdekking. Ze is verslaafd aan sigaretten en aan wraak.
‘Do you like your revenge eaten hot or cold?’ vraagt de interviewer.
‘It’s always good,’ zegt Fran Lebowitz.
En even later: ‘Can you hold a grudge for a really long time?’
‘Forever. Holding grudges is, I think, another word for having standards.’
Onbeschaamd openlijk boosaardig en daardoor ook kwetsbaar en ontwapenend, daar knap ik dan wel weer van op.
Eric de Rooij