Via transgressie voorbij het taboe

A.H.J. Dautzenberg en het verlangen naar de dialoog

Mijn drie vriendinnen zitten gehurkt in de plas. Ze hebben met het bloed en de poep strepen over hun lijf getrokken. Ik neem mijn plek in het carré in, dompel enkele vingers in de bruinrode klets en laat ze over mijn huid glijden. (…) Boven onze hoofden hangt een stervende jongen. Daar zijn we ons alle vier van bewust. Het is aangenaam om de dood zo dichtbij te hebben, de naderende dood. Geil ook.

De nieuwe roman van A.H.J. Dautzenberg, De vijf, gaat over de seksuele en sadistische losbandigheden van vier vriendinnen. Hoewel de combinatie seks/sadisme hip is (zie de populariteit van bestsellers als Het smelt en De avond is ongemak), reageerden enkele eerste recensenten geschrokken en verontwaardigd: ‘het meest gitzwarte dat ik ooit heb gelezen’ (De Taalstaat), ‘te heftig om uit te citeren’ (De Limburger), ‘misselijkmakend’ (Brabants Dagblad), ‘smeerlapperij’ (Brabant Cultureel).

Geen enkele lezer zal ontkennen dat De vijf een pittig boek is, maar wie niet verder kijkt dan de gruwel, doet deze roman geen recht. Het is terugkerende misvatting in de receptie van Dautzenbergs werk: het geweld/experiment wordt geïnterpreteerd als thema, terwijl het eigenlijk dient als motief. Ook met De vijf is de Tilburgse schrijver niet primair uit op provocatie.

Wat wil Dautzenberg dan wel bereiken met deze libertijnse vertelling? Om die vraag te beantwoorden, moet het boek worden gekaderd binnen twee bredere contexten: ten eerste de eeuwenoude discussie over de functie van kunst, ten tweede de ontwikkeling van Dautzenbergs oeuvre.

Ventielfunctie
Een van de eigenschappen van kunst is dat ze ruimte biedt aan extreme emoties en fantasieën. Veel prehistorische grotkunst is bijvoorbeeld gemaakt door oversekste en adolescente thrill seekers, zo stelt zoöloog R. Dale Guthrie in zijn boek The Nature of Palaeolithic Art uit 2005. Jongvolwassenen waren lenig en roekeloos genoeg om af te dalen in de aarde en daar hun tekeningen op de wanden achter te laten. Veel van die tekeningen bestaan uit puberale afbeeldingen van seks en geweld: penissen, vulva’s, jacht- en slachtpartijen, niet zelden gecombineerd in één groot spetterend spektakel. Analyseer de beelden en teksten die we vandaag in toilethokjes achterlaten, of de hitsige en bloederige series die we zo gretig bingewatchen, en je ziet dat dezelfde krachten, Eros en Thanatos, nog altijd werkzaam zijn.

Homo sapiens hunkert van nature naar grensoverschrijding – oftewel transgressie – en botviert dat verlangen al sinds mensheugenis op de kunst, en dat is maar goed ook. De catharsis biedt een ventiel waarlangs het verlangen om grenzen te overschrijden op veilige wijze kan ontsnappen. Transgressieve kunst maakt ons niet gewelddadiger, maar ontmantelt juist het taboe en voorkomt zo dat het collectieve verdrongen ongemak over het afwijkende tot grotere rampen leidt dan het afwijkende zelf.

Die ventielfunctie werkt echter enkel en alleen als de kunstenaar ook echt vrij is. Donkere fantasieën en verboden lusten moeten in hun volle glorie kunnen worden geëtaleerd. Rüdiger Safranski schrijft in zijn boek Het kwaad: ‘De kunst biedt bescherming tegen het kwaad, op voorwaarde dat ze zich er zonder voorbehoud aan overgeeft. Je raakt je dromen niet kwijt door ze te censureren. Je moet je volledig overgeven aan hun geweld, ze laten uitrazen. Alleen dan kun je tot rust komen.’

Een gezonde cultuur moedigt kunstenaars aan om zich over te geven aan hun transgressieve dromen en zo de dialoog aan te gaan met de werkelijkheid. Helaas slagen culturen daar niet vanzelf in. Vooral in onzekere tijden verwarren we algauw de uitbeelding van het kwaad met het kwaad zelf. Het taboe lijkt veiliger en overzichtelijker dan de dialoog en blijft lonken. Uit angst grijpen we terug op vertrouwde structuren, wijzen de cultivering van menselijke eigenaardigheden van de hand en bestempelen al dan niet bewust medeburgers die de grens van het toelaatbare willen verleggen, of die door inborst of geaardheid noodgedwongen op die grens vertoeven, tot zondebokken.

Dat zondebokmechanisme leidt vroeg of laat tot bloedvergieten en moet worden vermeden,  om te beginnen in de kunst. Juist wanneer het verlangen naar geweld in de mimetische impuls buiten de mens wordt geprojecteerd, komt er ruimte vrij voor verdraagzaamheid. Waarom wordt er bij metalconcerten bijvoorbeeld zelden tot nooit gevochten? Omdat het transgressieve verlangen daar een uitvlucht heeft gevonden, in de grunts, de gore en de grime. Hoe angstaanjagend en strijdvaardig ze er ook uitzien, metalheads blijken in de meeste gevallen vooral langharige knuffelberen met zware schoenen maar gevoelige harten.

Binnenwaartse beweging
Van lange haren en zware schoenen is het een klein sprongetje naar A.H.J. Dautzenberg (zelf ook een doorgewinterde metalhead). Het voert niet te ver om te zeggen dat hij als auteur de louterende functie van transgressieve kunst belichaamt. Sadisme en altruïsme gaan in Dautzenbergs universum een vruchtbare kruisbestuiving aan. Hij profileert zich als een auteur van bij vlagen uitgesproken gewelddadige literatuur, terwijl hij zich op meerdere fronten inzet voor een menslievendere samenleving, getuige bijvoorbeeld zijn engagement met Vereniging Martijn, de anonieme nierdonatie, de briefwisseling met Diederik Stapel, de Quiet 500 en zijn collegiale invulling van het stadsdichterschap.

Al in Op verzoek van Ruud Vreeman (2005), de door Bandirah geïllustreerde columnbundel van zijn alter ego Troy Titane, verdedigde Dautzenberg de ventielfunctie van de kunst:

Bij een goed functionerende maatschappij hoort een gezond incasseringsvermogen. (…) Een van mijn taken is om dat incasseringsvermogen weer op peil te brengen. (…) De werkelijkheid is altijd erger dan de ziekste gedachte die ik opschrijf.

In zijn debuut onder eigen naam, Vogels met zwarte poten kun je niet vreten (2010), zette Dautzenberg zijn missie om het collectieve incasseringsvermogen aan te sterken nietsontziend voort. De verhalenbundel leest als een verkenningstocht door een absurdistische wereld die zich ergens jenseits von Gut und Böse ontvouwt. Als een dokter die zijn brouwsels op zichzelf uittest, zoekt Dautzenberg naar afwijkingen in zichzelf en tast hij met een zekere gebetenheid zijn eigen morele grenzen af. In het verhaal ‘No Limit’ boort een man zingend een kurkentrekker in het voorhoofd van een vrouw en zegt even later: ‘Al lang geleden heb ik de ethiek afgezworen. Ik geloof er niet meer in. En ik moet zeggen: dat bevalt mij goed.’

Aanvankelijk was het doel de transgressieve poëtica zelf te beschermen, tegen het ‘opschonend realisme’ en de toenemende censuur van de letteren (waarover zo meteen meer). In Rafelranden van de moraal (2013) klaagt Dautzenberg: ‘In boekvorm worden geweld en ‘gruwelijke’ seks kritischer ontvangen dan wanneer ze op het witte doek worden verbeeld (…) vooral ook omdat de lezer de daden zelf moet visualiseren en dus medeverantwoordelijk wordt.’

Met En dan komen de foto’s (2014) zette Dautzenberg zijn zelfverkenning en protest geïntensiveerd voort, maar wel met een gewijzigde koers. In die verhalenbundel, maar ook in De Fictiefabriek (2014), Wie zoet is (2015), De dag dat de gieren buigen (2016) en Geestman (2019) verschoof het accent geleidelijk van de verdediging van de transgressie naar de verdediging in bredere zin van de fictie an sich. Het geweld kreeg een prominentere plek (zie de ontknopingen van Wie zoet is en Geestman), maar de roep om een menswaardige wereld kreeg dat ook: al op de eerste pagina van Wie zoet is roept Dautzenberg (bij monde van een personage) op tot: ‘Zachtmoedigheid. Vriendelijkheid. Gelijkmoedigheid. Het triumviraat van de barmhartigheid.’

En ook daar stokte de ontwikkeling niet. Wie afdaalde in de claustrofobische werelden van Aslast (2020) en Ogentroost (2022) begreep dat er nog meer op het spel staat. Deze boeken verdedigen niet zozeer de literaire grensoverschrijding of de fictie, maar vooral het subject zelf, de ‘binnenwereld’. Ef, de hoofdpersoon van Ogentroost, is een verwarde, eenzame vrouw met een rijke verbeelding, maar voor haar medepersonages is ze niet meer dan een ‘gekkie’, iemand die je moet mijden. Ze stuit overal op onbegrip, behalve bij filmmaker Alex van Warmerdam (een personificatie van de kunst), die zegt: ‘Wie is er niet beschadigd? Dat is het hele punt. We lijken allemaal in bepaalde mate op Ef. Ook wij proberen een paradijs te creëren, ons leven zin te geven.’

Kortom, Dautzenbergs oeuvre maakte een binnenwaartse beweging door, maar de centrale boodschap is dezelfde gebleven: dat de dialoog (en niet het taboe) ons leert om te gaan met het afwijkende, en dat ook subversieve individuen gehoord moeten worden, júist wanneer ze verwarrend of hinderlijk gedrag vertonen.

Helwitte sneakers
De hierboven geschetste evolutie in Dautzenbergs oeuvre voltrok zich omgekeerd evenredig aan een aantal zorgwekkende ontwikkelingen in de Nederlandse maatschappij en media. Opiniërende praatprogramma’s werden nog oppervlakkiger, de aandacht verslapte nog vlugger, de glamour werd nog dikker aangezet, wie devieerde werd nog gretiger uit beeld gehouden of juist als een janklaassen opgevoerd. Hetzerige interviewstijlen en sensatiebeluste clickbait-montages hebben ondertussen aanzienlijke schade aangericht in het Nederlandse intellectuele milieu. Publieke figuren zijn voor één ding het meest bevreesd, en dat is dat ze als gek, afwijkend of ongemakkelijk overkomen. Even niet uit je woorden komen, even moeten nadenken over een antwoord, en je wordt in beeld gebracht als een hakkelende boomer.

Het gevolg? Politici en andere mediatypes verschijnen stuk voor stuk met een Ruttiaanse grijns in de media en zeggen veilige, behapbare, normbevestigende dingen. Zolang je er maar piekfijn uitziet en vrolijk bent, kan niemand je iets maken. De binnenwereld met al haar aberraties heeft geen plek meer in de media en de buitenkant regeert: gelhaar, een tandpastalach, merkkleding, helwitte sneakers, een vlotte babbel. Inmiddels laten de Nederlandse media zelden nog iemand zien die in woord, daad én stijl weigert het taboe te bevestigen en de dialoog met of namens de mensen in de periferie aangaat.

We zouden ons daar beter zorgen over maken. Als het waar is dat succesvolle samenlevingen speelruimte bieden om de grenzen van de moraal te verleggen, zonder dat daar ongezonde reacties op volgen, dan is onze modderdelta er namelijk niet al te best aan toe.

Zo is het speelveld van de transgressieve kunstenaar in de afgelopen decennia aanzienlijk gekrompen. Gerard Reve bijvoorbeeld kon zijn geaardheid en sadistische fantasieën cultiveren, zonder dat hij zichzelf of anderen in gevaar bracht. Had Reve in het huidige klimaat geleefd, dan zou zijn werk in veel kleinere kringen resoneren. Anno 2024 zouden hele hoofdstukken van Moeder en zoon, Een circusjongen en Bezorgde ouders niet kunnen verschijnen zonder een storm van verontwaardiging te ontketenen over de volle linie van woke-links tot extreemrechts.

Waar baseer ik deze speculaties op? Pim Lammers, amper een transgressieve kunstenaar te noemen, schreef in 2021 een ontroerend verhaal over de erotische spanning tussen een voetbaljongen en zijn coach, maar zag zijn carrière en persoonlijke veiligheid aan gruzelementen geslagen door de conservatief-christelijke actiegroep Gezin in Gevaar, door de televisiepresentatrice Monique Smit, en door enkele gretige politici, Wybren van Haga voorop. Lammers kreeg een storm van gebral over zich heen waarmee hij tot op de dag van vandaag te kampen heeft. In een interview door De Standaard (21 oktober 2023) zei hij het volgende: ‘Ook bij ons groeit de homofobie, de transfobie, het racisme. (…) Wat me vooral bezighoudt, is de verharding van de maatschappij en de toenemende haat en intolerantie.’

De vijf
Dat brengt ons terug bij A.H.J. Dautzenberg. Net als Pim Lammers heeft hij aan den lijve ondervonden dat wie de toenemende haat en intolerantie aanklaagt, zichzelf in gevaar brengt. Hij ontving ernstige doodsbedreigingen, werd ontslagen, zag zijn bedrijf failliet gaan. Vanuit de Tweede Kamer kreeg hij hooguit gratuite en opportunistische steun, en van collega’s, PEN Nederland én het Nederlandse zorgsysteem een cynisch ‘eigen schuld, dikke bult’. In Zonder schrammen vaart niemand wel (2022), de briefwisseling met Max Niematz, lezen we wat het resultaat is van een decennium vurig engagement: Dautzenbergs psychotherapeut vermoedt dat de auteur ‘lijd[t] aan een trauma’ (p. 172).

Dat een controversiële schrijver, die zich nota bene inzet voor kwetsbare minderheden, zo in de kou komt te staan, is een zorgwekkende ontwikkeling, eentje waartegen we in opstand moeten komen, als vaklui van het vrije woord en pleitbezorgers van de dialoog.

Dautzenberg zet door en komt wederom in opstand, radicaler, vernuftiger en kwetsbaarder dan ooit, met De vijf. Met bloed onderstreept hij het belang van het vrije woord, door het woord nu eens echt (bijna) álle vrijheid te geven. Met deze rücksichtslose orgie van geweld drijft Dautzenberg de botsing tussen enerzijds de ventielfunctie van de kunst en anderzijds de door angst ingefluisterde drang tot (zelf)censuur voor eens en altijd op de spits.

Op de titelpagina van De vijf treft de lezer het volgende geheugensteuntje aan: ‘Alle in dit boek voorkomende handelingen hebben een manifestatie in het verleden, in het heden en, een kwestie van extrapolatie, in de toekomst.’ Zo wijst Dautzenberg weer op dat ene inzicht: dat geen enkele gedachte uniek is en de werkelijkheid veel extremer is dan onze fantasie, en dat we juist in de kunst de dialoog met de werkelijkheid moeten aangaan, in plaats van ons te verschuilen achter het taboe. Enkel zo kunnen we de bonte wildgroei aan innerlijke afwijkingen in de ander en onszelf het hoofd bieden, zonder tot bijgeloof, ridiculisering en verstoting te vervallen.

De vijf smijt alle registers open en is bij vlagen zo pervers en gewelddadig, dat je het onmogelijk kunt lezen zonder erop te reageren – en daar draait het precies om. Na deze bladzijden is er geen taboe meer om ons achter te verschuilen. Dit boek dwingt de lezer, en in bredere zin de samenleving, om de dialoog aan te gaan. De lezer wordt dan ook regelmatig aangesproken en betrokken:

U heeft heus nog voldoende vrijheidsgraden om dit verhaal in te kleuren. (…) Gebruik uw eigen ervaringen, als object en als subject – beurtelings slachtoffer en beul. En die ervaringen hebt u, al dan niet immanent geparkeerd, anders was u allang afgehaakt. Perversie en/of trauma drijven u.

Wie De vijf leest, ‘leest’ de mens. We kunnen onszelf niet aanvaarden zonder dit boek te aanvaarden – of zoals James Joyce zei: ‘If Ulysses is not worth reading, life is not worth living’. Hierna is het woord écht vrij, of is ‘het vrije woord’ definitief ontmaskerd als een leugen – samen met ons zelfbeeld als humanistische en tolerante maatschappij.

Humanistisch pleidooi
Nop Maas vergeleek Dautzenberg al eens met Multatuli omwille van zijn engagement, en die vergelijking kan extra kracht worden bijgezet, door De vijf op een voetstuk te plaatsen naast Max Havelaar, als een boek dat mede dankzij een ingenieus weefsel van vertelperspectieven het speelveld zo ver mogelijk oprekt, alle spelregels op losse schroeven zet en zich opwerpt als radicaal humanistisch pleidooi. Zo sluit deze nieuwe roman naadloos aan op Dautzenbergs oeuvre, als zoveelste oproep tot barmhartigheid.

De vijf is geen ordinaire ‘smeerlapperij’, maar literatuur op het scherpst van de snede. Het boek leert dat lezen een vorm van therapie is, zonder genezing of zelfs maar behoefte daaraan. Terwijl je naar het einde toewerkt, bevestig je in real time dat ook de gruwelijkste fantasieën in de hoedanigheid van inkt uiteindelijk volkomen onschuldig zijn, en dat je ze kunt toelaten en ervan kunt proeven, zonder er een vlieg (onze pluizige vriendjes die regelmatig figureren in Dautzenbergs werk) mee kwaad te doen. Het enige daadwerkelijke, fysieke geweld waar je je aan bezondigt, is de bladzijde omslaan.

Thomas van der Zwan

Thomas van der Zwan (1986) is een Nederlandse muzikant, fotograaf, beeldend kunstenaar en schrijver die in Leuven (BE) woont. Hij schrijft maandelijkse boekrecensies voor de literaire website MappaLibri.be en wordt soms gepubliceerd in de opinierubriek van De Standaard. Website: https://www.thomasvanderzwan.com/