Recensie: Tom van der Meer – Waardenloze politiek
Hoe de leegloop van het politieke midden te stoppen
Veel kiezers hebben de partijen van het politieke midden verlaten en nog meer gaan dat doen, omdat de middenpartijen zich nauwelijks nog van elkaar onderscheiden. Wat het gevolg is van hun afschudden van hun respectieve ideologische veren en het gladstrijken van onderlinge verschillen in waardenoriëntaties. Daardoor zijn inhoudelijke politieke conflicten tussen de middenpartijen grotendeels verdwenen. Weliswaar maakt dat coalitievorming makkelijker, maar als kiezers geen enkel verschil meer zien tussen om het even wat voor coalitie van middenpartijen en toch naar alternatieven willen zoeken, dan verkast een deel naar de flanken. Beter gezegd, althans als het om Nederlandse kiezers gaat: naar de populistische rechterflank.
In zijn nieuwe boek, Waardenloze politiek, bepleit Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, daarom dat de middenpartijen – VVD, PvdA-GroenLinks, CDA, D66 – de waarden die ooit hun ideologisch-principiële fundament vormden opnieuw moeten doordenken en manifest moeten maken. En wel zo dat zij ten eerste weer kunnen laten zien hoe hun respectieve waarden hun politieke opstelling bij belangrijke kwesties bepalen en ten tweede dat zij laten zien dat daarbij sprake is van (waarden-)conflicten met andere (midden-)partijen. Zonder waardenstrijd verwordt politiek tot technocratendebat en democratie tot technocratie. Zonder waardenstrijd wordt de democratie fijngeknepen tussen technocratie enerzijds en populisme anderzijds.
In pluralistische stelsels is conflict een bestaansvoorwaarde voor democratie. Maar niet elk type conflict. Conflicten tussen partijen over ‘poppetjes’ – Van der Meer noemt dat de eerste conflictlaag – staan inhoudelijke strijd eerder in de weg dan dat ze die stimuleren. Van der Meer koppelt dat aan de invloed van medialogica. Massamedia en politici lijken een symbiotische relatie te zijn aangegaan: de eersten vragen om schandaaltjes, pittige one-liners en ruzietjes en geven aandacht terug, de laatsten leveren omdat ze nu eenmaal aandacht nodig hebben. Tijdens verkiezingscampagnes versterkt zich dat, zodat campagnes nog maar amper over grote inhoudelijke kwesties gaan. Daar komt nog de blikvernauwing bij die optreedt ten gevolge van de neiging om campagnes voor te stellen als een horse race.
Van der Meer noemt in dit verband ook de peilingen, of beter: de valse omgang daarmee (bijna had ik hier geschreven: Hondse). We maken ons terecht druk over de mogelijke invloed van nepnieuws en andere desinformatie, de laatste decennia vooral afkomstig uit Rusland. De hijgerige wijze waarop in campagnetijd in sommige talkshows resultaten van peilingen worden gepresenteerd en geïnterpreteerd, nota bene zonder de kijkers te wijzen op foutmarges, kun je ook onder verspreiding van desinformatie scharen.*
Een tweede laag van conflict is die tussen keuze en technocratie. Volgens Van der Meer zijn politieke conflicten over inhoudelijke alternatieven in de verdrukking geraakt door technocratisering van de politiek. Wat betekent dat de opvatting dominant wordt dat voor elk probleem een optimale bestuurlijke oplossing bestaat. Die dus de voorkeur behoort te genieten boven alternatieve oplossingskeuzen. Dat is waardenloze politiek.
Denk overigens niet dat waardenloze politiek inderdaad altijd optimale oplossingen produceert. Wat – bijvoorbeeld – met efficiëntie-argumenten naar voren wordt gebracht, blijkt in de praktijk nogal eens inefficiënt uit te pakken, nog afgezien van onvoorziene, ongewenste neveneffecten.
Een derde conflictlaag is verborgen (geraakt) onder de eerste twee: conflicten over welke problemen als politiek problemen moeten worden beschouwd. Daarmee zijn we op het niveau van fundamentele waarden aangekomen: toename van ongelijkheid bijvoorbeeld zien sociaaldemocraten in het algemeen wél, maar liberalen in het algemeen niet als een politiek probleem. Het verdwijnen van dit type conflicten heeft veel te maken met technocratisering en met de neoliberale dominantie van de afgelopen decennia. De neoconservatieve, neoliberale ideologie, kernachtig samengevat door Ronald Reagan met ‘de overheid is niet de oplossing voor onze problemen, de overheid is het probleem’, heeft veel maatschappelijke problemen uit het politieke domein verdreven, zou je kunnen zeggen.
Zoals gezegd, de verdwijning van waardenstrijd heeft kiezers doen vertrekken naar de flanken van het politieke spectrum, met name naar de populistische rechterflank. Misschien realiseren nog te weinig mensen zich dat daarmee een vierde conflictlaag in het geding komt, aldus Van der Meer: die van de democratie zelf. Die democratie is een pluralistische en pluralisme en populisme gaan niet samen. De vraag is of de populistische soep van volkseenheid en volkswil zo heet gegeten wordt als op X geserveerd, zodra populistische partijen aan coalities deelnemen. Maar dat het vervagen van democratische normen erdoor zal verergeren, lijkt zeker. Daarom is het beter is om ze achter de zijlijn te houden. Wat daarvoor nodig is, zijn middenpartijen die kiezers aantrekken, door zich ten opzichte van elkaar duidelijk te profileren op basis van fundamentele waarden, door van maatschappelijke kwesties politieke conflicten te maken en van politieke conflicten waardenstrijd. En aldus duidelijke van elkaar te onderscheiden alternatieven te bieden.
Hans van der Heijde
Tom van der Meer – Waardenloze politiek. Querido Facto, Amsterdam. 208 blz. € 20,00.
* In sommige democratieën mogen vanaf een week of zelfs twee weken voor de feitelijke verkiezingen geen resultaten peilingen meer worden gepubliceerd, omdat die resultaten op kiezers kunnen beïnvloeden. Sinds internet gemeengoed is, heeft zo’n verbod geen zin meer: peilers publiceren hun resultaten dan ‘gewoon op Taiwan op het internet’.
In Nederland worden uitkomsten van peilingen nogal eens gebruikt om de spanning op te voeren, vaak ter versterking van het horse race format.
Neem deze uitspraak. ‘Aha, partij A zit duidelijk in de lift, vorige week op 15 zetels gepeild, deze week stijgt A al naar 16!’
Peilingen hebben foutmarges. Een foutmarge van 1 zetel is al heel goed. Wat betekent die kleine foutmarge voor dit voorbeeld? Dat je die 15 van vorige week moet lezen als 14, 15, of 16. En die 16 van deze week als 15, 16, of 17.
Zouden die 15 van vorige week ‘in werkelijkheid’ 16 zijn geweest en die 16 van deze week 15, dan is partij A ‘in werkelijkheid’ dus een zetel gedaald!
Dat weet je niet, maar net zo min weet je of sprake is van een stijging. Beseffen peilers dat dan niet? Natuurlijk wel. Maar opwinding genereert aandacht en kijkers. Vandaar liever desinformatie dan waarheid. Erg? Ja. Erger nog is dat zulke opwinding invloed kan uitoefenen op de uiteindelijke keuzes in het stemhokje.