‘Ik wil alleen maar vrienden met je zijn’

Dylan en wij zonder Amerika is de zonderlinge titel van het boek dat Wouter van Oorschot (1952) schreef over zijn ‘plastic broer’ (lezen we op de achterflap) Bob Dylan. Aan zijn ontdekking van Dylan ging de zelfmoord van zijn acht jaar oudere broer Guido vooraf. Wouter bleef achter als kind alleen. Bij een oudere neef hoorde uitgeverszoon Van Oorschot, ‘als jochie van twaalf’, de elpee Another side of Bob Dylan, ‘een plaat vol nasaal geblèr en saaie gitaarakkoorden’. Eén regel paste hem als een handschoen: ‘All I really want to do is, baby, be friends with you.’

In het boek zijn we dan gevorderd tot bladzijde 70, want ja, het duurt even voordat Van Oorschot terzake komt. De hoofdstukken van Dylan en wij zonder Amerika zijn eigenaardig genoeg ingedeeld als een menukaart. Twee hoofdstukken vormen de ‘entree’, dan zijn er drie hoofdstukken als ‘premier plat’ en op genoemde bladzijde 70 zitten we nog in de tussengerechten.

De schrijver is zich ervan bewust dat er over Bob Dylan, die morgen (24 mei) 83 jaar wordt, al bibliotheken zijn volgeschreven, maar zíjn kijk ‘op Dylans kunst’ is hij nergens anders tegengekomen, geeft hij als rechtvaardiging voor zijn boek. 

‘Mijn stellige overtuiging is dat je niet over Dylan kunt schrijven zonder zelf met de billen bloot te gaan,’ aldus Van Oorschot. Vandaar dat het een verhandeling en een verhaal ineen is, waarbij hij, belooft hij, de lezer persoonlijk zal betrekken: ‘Ik hoop dat mijn plezier dáárin u uit deze regelen tegemoet straalt.’

Screenshot

Eerlijk gezegd zijn het juist dit gezwollen taalgebruik en het voortdurend aanspreken van de lezer (‘Ik heb u reeds gewaarschuwd’…, ‘Mogelijk overkwam het u wel eens dat u verliefd was’…, ‘Als u nu denkt’…) die irritatie opwekken. Wel is zo het eerste deel van de titel verklaard: ‘Dylan en wij’. Het ‘zonder Amerika’ is lastiger uit te leggen.

Van Oorschot voorspelt dat zich ‘op zijn minst drie typen bewonderaars van Bob Dylans kunst zich aan dit boek zullen ergeren’: ‘christen-evangelisten’, ‘sommige US-Amerikanen’ en ‘dylanologen aller landen’ (cursivering Van Oorschot), ook wel ‘bobcats’ of ‘dylanheads’. De term ‘US-Amerikaans’ gebruikt de schrijver om wat wij Amerikanen noemen te onderscheiden van ‘bewonderaars in Argentinië, Canada of Ecuador’, dit omdat ‘Dylans kunst hier wordt beschouwd met uitsluiting van alle “(US-)Americana” die het bevat’.

Het mondiale belang van Dylans werk kan, volgens Van Oorschot, makkelijker worden doorgrond door elke verwijzing naar ‘het volk der Verenigde Staten van Amerika, zijn geschiedenis en cultuur tijdelijk irrelevant te verklaren’. ‘Dylan en wij zonder Amerika dus.’ Aha. 

Toch heeft de schrijver vele bladzijden nodig om de (Amerikaanse) historische en culturele achtergronden te schetsen waartegen we de muziek van Bob Dylan moeten afzetten.

Het boek bevat ook interessante observaties. Zo interpreteert Van Oorschot songs als ‘All I really want to do’, ‘It ain’t me, babe’ en ‘If you gotta go, go now’ niet per se als liedjes waarin een ex-geliefde de deur wordt gewezen, maar vooral als Dylans verzet tegen de goegemeente die hem eerst meende te moeten claimen als folkzanger en hem later uitriep tot stem van zijn generatie. Dylan wilde vrij zijn. Wat zijn eerste volgers dachten in hem te zien, wierp hij verre van zich: ‘It ain’t me, babe’, ik wil alleen maar vrienden met je zijn.

Frank van Dijl

Wouter van Oorschot – Dylan en wij zonder Amerika. Prometheus, 274 blz., € 22,50.

Dit stuk verscheen ook in Argus no. 175, 22 mei 2024.