Column: Jan Lampo – Eenzame hartenbende
Actrice, dichteres, docente en verbale duvel-doet-al Pierrette COffrée (haar echte naam blijft een Zorgvuldig Bewaard Geheim) troonde mij anderhalf jaar geleden mee naar een bijzonder spektakel. Het eerste kwartier bevond ik mijzelf mijlenver buiten mijn comfortzone; toen minuut zestien aanbrak, was ik verkocht. Niet onvoorwaardelijk, ik verkoop mezelf altijd voorwaardelijk, maar toch. Don Vitalski’s Legendarische Dinsdagclub is een wekelijkse show (de woorden ‘revue’ en ‘cabaret’ come to mind) die niet lang voordien van start was gegaan in de kelder van de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman.
Bedenker en presentator (met smurfenblauwgeschminkt gezicht) is de Vlaamse schrijver en performer Vital Baeken, beter bekend als Vitalski. Vallen in zijn club te bewonderen: de Onzichtbare Man, een derwisj, een fakir, een goochelaar wiens assistent soms een pandapak aantrekt, een operazanger, burlesque-acts, vaste en occasionele danseressen (dik en dun, jong en minder jong) en veel muzikanten die zeer uiteenlopende genres beoefenen. Wie niet braaf is, krijgt slaag met het zweepje van een in dominatrix verklede schoonheid genaamd Synthia. Vitalski’s broer Serge tekent portretten van wie voor hem wil poseren, terwijl de tombola of de quiz plaatsvinden. Nu eens ontstaat een polonaise, dan weer bekogelen publiek en performers elkaar met knuffels. Dit circus van chaotische gekte en al dan niet ironische slechte smaak is het resultaat van de verstandhouding tussen een crew zonder contracten en te hoop gelopen fans, van wie velen in de loop der maanden zelf deel van het gebeuren zijn geworden. Amateurs en (semi)professionelen, talentrijken- en lozen, steuntrekkers- en verleners, bipolaire drankzuchtigen, anderszins verslaafden, socialen en asocialen, mensen met veel verdriet en teveel liefde. Natuurlijk, heel af en toe dreigt een handgemeen of vertrekt iemand met slaande deuren, maar dan enkel om drie weken later terug te keren. Sommige amateurs hebben grotere ego’s dan beroepsartiesten – het is nooit anders geweest – maar ze willen op de planken.
Nu we zoveel maanden verder zijn, denk ik weleens: oké, jullie danspasjes kan ik intussen dromen, je speelt aardig gitaar, maar dat doen veel mensen (wanneer komt er nog eens iemand met een contrabas?), o nee, niet weer meisjes met overgewicht en strak zwart ondergoed. De low, soms very low culture haalt steeds vaker de overhand. Intussen kan ik het sociale gebeuren in en om de Dinsdagclub niet missen. Mensen worden snel lotgenoten en dat pleit voor onze soort. De club is postmodern (al beseffen de deelnemers dat niet altijd) en post-covid, maar het is vooral een Sergeant Pepper’s gebroken hartenbende.
Vandaag vinden de feestelijkheden plaats in de parochiezaal naast een als monument beschermd modernistisch kerkje in de voorstad Berchem. Sinds de avonden wat warmer zijn, begeven leden van een koor zich naar de kerk om daar te oefenen in samenzang terwijl wij, bezoekers van zaal Paroza (zo heet die, van ‘parochie’ en ‘zaal’, jawel) een sigaretje staan te roken. Het behoort tot het wezen van het gebeuren dat je op willekeurige momenten in en uit kunt lopen voor een pauze met tabak, conversatie en hofmakerij. De koorleden zijn niet bang van ons, maar verder is er geen contact – al is een van hen in een parallel leven ook als helft van het duo Danstijger geregeld danseres in de club. Danstijger bestaat uit twee mooie Limburgse zussen die deel uitmaken van een drieling en nauwelijks van elkaar te onderscheiden vallen. Met dien verstande dat een ervan een tijger- en de ander een luipaardpakje draagt (met staart en oortjes).
In de Dinsdagclub performen ook dichters – ‘vervelende dichters’, zoals Vital ze noemt. Hij draagt de literaire powers that be niet in het hart en omgekeerd. Je hoeft in Vlaanderen maar een of twee monumenten op de zere tenen te hebben getrapt om voor eeuwig verbannen te zijn naar de outer space van het letterkundig gebeuren. De dinsdagdichters zijn bijgevolg niet echt de sterren van het Vlaamse poëtisch firmament (meer nog, er zijn mannen bij). Ik ben geen poëziecriticus en ik wil niemand onrecht doen. Maar ik breek toch even een lans voor de beste gedichten van Vanessa Daniëls. Die laatste brengt haar verzen met zoveel aplomb dat de immer wat rumoerige zaal er stil van wordt. Ze heeft voor actrice geleerd, wat natuurlijk helpt, en brengt vaak muzikanten mee. Omdat het proza niet mag ontbreken, verschijnt soms de beroemde Herman Brusselmans, die een quiz presenteert, maar niks literairs uitvreet. Dat doet alleen die andere published author, Diane Broeckhoven. Ook naar haar wordt met meer dan gewone aandacht geluisterd – een frêle dame van in de zeventig die het podium beklimt, maakt sowieso indruk, maar velen ervaren herkenning wanneer ze met haar beschaafde stem fragmenten gefictionaliseerde familiegeschiedenis opdist, geplukt uit een van haar romans. En dan is er mijn zielenzus Pierrette. Zij kondigt zichzelf aan door op een soort trompet te blazen die ze in een tweedehandszaak heeft gekocht. Vervolgens is ze een engel met blauwe vleugels en zingt Volare. Of La Bohème van Charles Aznavour, maar dan heeft ze de gedaante aangenomen van Ros Germaineke, een prostituée met pruik, boa en sigarettenpijpje. Voor haar baseerde Pierrette zich op een personage uit een boek van uw dienaar, waardoor diens vacht in de goeie richting geaaid voelt.
Het is me wat, de Dinsdagclub. Zeker als ik na afloop aan de tapkast nog even in de ogen van Synthia met haar strakke zwarte plastic seksbompakje mag kijken. Ze heeft lichtjes in haar pruik, valse wimpers en gekleurde lenzen. Je weet dus nooit vooraf welke kleur haar melancholische blik zal hebben.
Jan Lampo
Ik weet niet of dat een minuscule vorm van ongewenste intimiteit is, maar ge hebt de vinger aan de pols over het geheel en ge stopt hem even zelfs in de wonde als ge het hebt over de contrabas en dichters.
Ik zag gisteren een dichter/comedien uit Oostende backstage en hij kwam graag van het verre Oostende zijn woorden in Berchem declameren omdat hij het gebeuren definieerde als ‘rustgevende chaos’. Dus eigenlijk een lichtbaken met een duur van 3 uren in een wekelijkse zee van heikele onrust. Kon ik me in vinden dacht ik tijdens mijn terugreis naar mijn eeuwige haven.
‘Zeg Jan, het is Ros Germaineke hier die u schrijft, uw schepseltje uit ‘De engel met de zaag’ (2008, Davidsfonds NV, hoofdstuk VI, pagina 29). Wat gebruikt ge zo’n moeilijke woorden en phrasen. Ge zijt niet lief met uwe collega Herman hij is toch wat hij is, een jonge vader…en wat is dat met Synthia, foei! Dat is niet uit jaloezie zenne, maar conformisme. Ok , ik herken heel veel maar wat is dat gedoe met very low culture… misschien moeten we de vedelaars van de koningin Elisabethje vragen om wat Bacchus te spelen. Allez, c’est bien Milord Lampo. Uw creatuur, Germaine pour enfin.