Recensie: Daniel Mason – North Woods
Het gele huis
Daniel Mason beschrijft in North Woods de kleurrijke bewoners die achtereenvolgens in hetzelfde huis gewoond hebben. Het bevindt zich in de bossen van het westen van Massachusetts. En passant wordt de geschiedenis van de Verenigde Staten vanaf het begin van de achttiende eeuw tot nu geschetst. Zo raken ook de burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij het huis, in meer of mindere mate. Het begint alleemaal met een hut, gebouwd door een jong stel. Hij is gevlucht uit Engeland en zij is voorbestemd om te trouwen met een oudere dominee. Ze gaan ervandoor om samen een leven op te bouwen. Ze rennen een week lang omdat ze achternagezeten worden, tot ze een plek bereiken waar ze zich veilig voelen.
Aan de andere kant van de helling was een open plek, met stronken die waren doorgeknaagd door bevers (…).
Hier, zei hij.
Ze trokken de resten van hun gerafelde kleren uit, zwommen en sliepen. Het was allemaal zo helder, zo puur. Hij haalden uit zijn tas een zakje met zaden van pompoen en mais, en stukjes aardappel. Hij begon over de helling heen en weer te lopen (…). Bij de beek vond hij een brede, platte steen; hij groef hem uit de grond en droeg hem naar de open plek waar hij hem zachtjes op de grond legde. Hier.
Er wordt een flinke tijdsprong gemaakt. Een door Indianen ontvoerde Engelse wordt onderbracht in de hut, van het stel dat er woonde is de man inmiddels overleden en de vrouw is oud en wijs geworden. De Engelse krijgt onderdak, totdat er soldaten langskomen die de naburige Indianen willen vermoorden. De oude wijze vrouw, die zich inmiddels verwant voelt aan de Indiaanse cultuur, kan dat niet toestaan en vermoordt op haar beurt de soldaten, maar zelf komt ze ook om het leven. De Engelse begraaft de lichamen, in de buik van een van de soldaten zat een klokhuis. Daaruit groeit na verloop van tijd een appelboom en dat is weer de link naar de volgende bewoner: Charles Osgood. Een militair die niet meer wil vechten, maar op zoek gaat naar een ongecultiveerde appelboom om een boomgaard mee te beginnen. Hij komt uiteindelijk bij de hut terecht en bouwt een huis op die plek. Het kweken van appels gaat hem voor de wind, tot het moment hij in de burgeroorlog moet meevechten.
Daniel Mason laat de verhalen op een natuurlijke en soepele wijze in elkaar overgaan. Soms worden de bewoners minutieus op de voet gevolgd, soms als flarden in de mist, maar voor elk van hen is het huis, dat op een gegeven moment bekend staat als het gele huis, een veilige haven, een toevluchtsoord. Hoewel het aan de rand van het dorp ligt en lastig te bereiken is, hoeven de bewoners ook niet zo nodig meer weg. Niet dat alles voorspoedig gaat, zeker niet. Zo afgesloten van de buitenwereld en te midden van de ruige en ongerepte natuur is er ook een kans om te veel in zichzelf gekeerd te raken, om langzaam door te draaien.
De dochters van Osgood, Alice en Mary, blijven er tot hun dood wonen. Hun leven wordt uitgebreid beschreven, als een verhaal in het verhaal, waarbij een losse spanningsboog de lezer meevoert naar hun onfortuinlijke lot. Daar doet het magisch realisme z’n intrede, niet alleen als bewoners van dezelfde plek worden de personages aan elkaar gelinkt, ook in het niet zichtbare ontstaan er verbanden.
Stuk voor stuk representeren de bewoners de tijdgeest waarin ze leven. Een gevluchte slavin die achterna gezeten wordt een premiejager gebruikt het huis om niet gevonden te worden. Ze wordt opgevolgd, pas jaren later, door de landschapsschilder William Henry Teale, die er gelukkig en ongelukkig is en aan de hand van brieven zijn verhaal doet: gelukkig doordat hij niets dan natuur om zich heen heeft om te schilderen, ongelukkig omdat zijn grote liefde elders verblijft.
Daarna volgen er nog andere markante bewoners, die allemaal op een of andere manier hun steentje bijdragen aan de geschiedenis van het huis. Het onverklaarbare en magische krijgt soms wat te veel ruimte en de geloofwaardigheid wordt op het spel zet, zoals bij de wetenschapster die met haar auto van de weg raakt. We zijn dan aanbeland aan het eind van de twintigste eeuw. Ze krijgt een lift van een oude man die haar door de tijd heen meevoert en zelfs de wetten van de zwaartekracht aan zijn laars lapt. Maar inmiddels ben je als lezer zo betrokken bij het wel en wee van het huis en dat je je best kunt voorstellen dat de bewoners er allemaal iets van hun leven hebben achtergelaten en dat al die verhalen zich gaan vermengen tot een geheel.
North Woods is een knap geconstrueerd, veelomvattend en een meeslepend relaas van een huis door de eeuwen heen. De mensen zijn slechts de tijdelijke gebruikers, ze knappen het op, verbouwen en verwaarlozen het, maar komen onherroepelijk aan hun einde. Het huis niet, dat blijft staan, daar op de heuvel met in de tuin de resten van een appelboomgaard, beschikbaar voor wie een plek zoekt om zich terug te trekken.
Arjen van Meijgaard
Daniel Mason – North Woods. Vertaald door Theo Schoemaker. Hollands Diep, Amsterdam. 396 blz. € 24,99.
Nederlandse vertaling: Theo Schoenmaker.
Het valt op dat jullie bij recensies van vertaalde boeken (de laatste tijd?) vaker vergeten de vertaler te noemen.
Gelukkig hebben we kritische meedenkende lezers. Is de naam niet Theo Schoemaker?