Als een mystieke boodschap zo groot

Je kunt ieder gedicht op twee manieren tegemoet treden: rationeel en emotioneel; begrijpen of voelen. Volgens T.S. Eliot gaat het één voor het ander uit: ‘Genuine poetry can communicate before it is understood’. Je wordt eerst geraakt en daarna begrijp je hoe dat is gekomen. Maar wat bedoelen we precies met begrijpen als we een gedicht begrijpen? Is dat het benoemen van de stijlfiguren, het metrum en het rijm; de technische aspecten? Of proberen we dan grip te krijgen op iets magisch, iets wat zich juist onttrekt aan het begrip?

F. van Dixhoorn schrijft sinds zijn debuut Jaagpad / Rust in de tent / Zwaluwen vooruit (Buddinghprijs 1994) reeksen van zorgvuldig gerangschikte tekstflarden, vaak genummerd en spelend met de rand van de pagina, soms er net tegenaan en soms er overheen. Wie probeert te begrijpen wat in deze fragmentarische, prozaïsche teksten gebeurt, komt van een koude kermis thuis. Je kunt soms wel herleiden waar een tekst vandaan komt, zoals Laurens Ham ons op DBNL ons leert:

als student aan de kweekschool ging Van Dixhoorn dagelijks over het jaagpad tussen Vlissingen en Middelburg. Ook een titel als ‘Takken molenwater’ heeft een biografische achtergrond: Van Dixhoorn woont in Middelburg tegenover het park Molenwater en heeft vanuit zijn huis uitzicht op de takken van de bomen. Er kan verder nog op gewezen worden dat het in de gedichten voortdurend over de zee gaat (titels als ‘Loodswezen I’, ‘Uiterton’ of Dan op de zeevaartschool zeggen het al); de dichter heeft gedurende het grootste deel van zijn leven in Zeeland gewoond.

Het is gebruikelijk in communicatie begint bij een zender, die een boodschap stuurt naar een ontvanger. Maar bij Van Dixhoorn zou je kunnen zeggen dat de boodschap niet aankomt, door de deconstructieve ingrepen die de dichter toepast. We lezen alleen flarden, die buiten de linker pagina lijken te beginnen en ook buiten de rechterpagina verder lijken te gaan. We zijn machteloos als lezer overgeleverd aan wat de dichter ons wil voeren.

Wie de titels van de bundels programmatisch duidt, krijgt wel een hint van hoe je kunt lezen: De kat van de muziekschool, daarbij denk ik aan hoe een kat wel de muziek hoort die er gemaakt wordt maar niet zo als de mens die haar maakt, meer intuïtief, belevend. En het doel van de opticien, dat is kijken, niet per se lezen. Dat is hoe Van Dixhoorn – denk ik – wil dat we zijn teksten beleven. Je kunt de teksten ook niet samenvatten, neem bijvoorbeeld deze fragmenten uit De kat van de muziekschool:  ‘/weer leeft’ en ‘kent iedereen’  ‘tot zijn beschikking heeft’.

Dit gaat niet echt over een kat, maar je kan het wel zo lezen. Maar nu zijn we aan het interpreteren, proberen te begrijpen, en als we dat doen, vernauwen we de betekenis van deze flarden tot een logisch geheel, we slaan het plat, dwingen het in onze lijn. We kijken met een sterrenkijker naar een zandkorrel. De bundel is verdeeld in zes losse katernen: Veld 2, Veld 3, Veld 4 (verre uittrap), Veld 6, Veld 7 en Veld 8. Waar is veld 1, hoor ik je denken, en Van Dixhoorn grijnst: je denkt dus dat dat bestaat. Overigens is Verre uittrap ook een zelfstandige bundel van de dichter uit 2017, met een compleet andere tekst. Veld 2 openten met vier pagina’s wit en dan komt het eerste stukje tekst: ‘in de gelegenheid’. Dat is een prachtige ambigue, halve zin: de gelegenheid tot lezen, de gelegenheid als een plaats of ruimte met een doel, zoals badgelegenheid, eetgelegenheid en hier: muziekgelegenheid. Of toch niet; het eerste deel van de zin zou immers kunnen missen, maar aangezien er geen hoofdletters gebruikt worden weten we ook dat niet zeker. Maar ook de plaats waar iets zich bevindt: waar het gelegen is. Maar bovenal: de gelegenheid om een tekst te duiden; je zou dat kunnen doen (als het in je macht lag).

De andere bundeltitel geeft ook een hint: Het doel van de opticien: een opticien wil dat je goed kunt zien. Hij stelt je daartoe ‘in de gelegenheid’. Wat je precies ziet, en hoe je daarmee omgaat, of je het begrijpt, zal de opticien worst zijn. Zijn doel is dus niet dwingend maar vrijblijvend. Deze bundel bestaat ook uit zes genummerde katernen: 33, 38, 69, 83 en 88 (maar het nummer daarvan staat niet op de voorkant maar op de tweede pagina). Natuurlijk kun je nadenken over wat die cijfers met elkaar te maken hebben, symbolisch, wiskundig, wat je wil. Ritme, herhaling en ontregeling zijn immers de vormkenmerken waarvan de dichter zich bedient. In de bundel komt de frase voor ‘het ziet / zo / met de nauwkeurigheid van het toeval’. Dat is de paradox waar het steeds om lijkt te draaien: iets willen begrijpen wat steeds groter blijkt te zijn dan wat je overzien kunt: het sublieme. ‘toen.’ / gingen ze samen verder’ //.’ / zonder veel te zeggen.’ maar van binnen.’ (Ik kan dit niet eens goed citeren, want de dichter gebruikt de slash en het aanhalingsteken zelf ook dus ik kan niet echt duidelijk maken waar ik het gebruik en waar hij dat doet. Deze poëzie wil vooral ongrijpbaar zijn, lijkt het.

Als ik door deze bundel heen blader, krijg ik zin mijn baan op te zeggen en een promotie-onderzoek te beginnen naar alle betekenissen die mij nu totaal lijken te ontgaan. Maar ik vraag me af of promoveren op Van Dixhoorn je als mens zou verrijken. Ik vind het veel mooier om vol verbazing te dwalen door zijn talige tovertuin, als een natuurvorser met een verrekijker in een oerwoud. Want het lukt je niet om voldoende uit te zoomen en het grote geheel te overzien van deze poëzie, je kunt alleen maar de fragmenten als losse puzzelstukjes bewonderen. Dat is niet frustrerend, als je je daaraan overgeeft, maar een heel groot feest, want genieten is het enige wat ons overblijft. Dat is poëzie in zijn puurste vorm, concrete poëzie van onbegrijpelijke schoonheid.

Hanz Mirck

F. van Dixhoorn – De kat van de muziekschool / Het doel van de opticien. het balanseer, Gent. 96 blz. € 25,-.