Recensie: Melani Reumers – De wereld een lichaam
Een tussenmens
Het beeld dat het omslag van De wereld een lichaam, het debuut van geofysica, vertaalster en ultrazwemmer Melani Reumers siert, heet ‘Electric Mermaid’. Toepasselijker kan het haast niet. Uitgeverij Van Oorschot kwalificeert dit werk als een essaybundel, maar het voelt eerder aan als een romaneske zoektocht van, nou ja, een eclectische sirene. Reumers kan schrijven, heeft de essentie al gelijk te pakken: het zo diep als mogelijk graven in het innerlijk, zelfs, of juist tot aan die plekken waar het duister, lastig, onaangenaam wordt. Ze verschuilt zich nergens.
Het boek begint ongemeen sterk met het fileren van het lichaam op zich. De wervelkolom van haar moeder na een herniaoperatie. De fascinerende ritssluiting die haar als kind maar niet losliet. De reptielvorm als de kern van de mens. ‘Zeggen dat iemand geen ruggengraat heeft, is een zware belediging.’ Zelf construeert ze op dat moment een model van een skelet. Ze refereert tegelijkertijd aan een Tsjechische kunstenaar die beenderen als grondstof gebruikt, ze onder voorwerpen schaart en ze zo nieuw leven inblaast. Ze voegt daar het duidelijke verschil bij tussen het gebruik van botten van dieren – voor lijm bijvoorbeeld – en die van mensen, die uiteindelijk naar een knekelput worden gebracht, diep onder de grond. Of op sterk water worden gezet. Waardoor ze, aldus Reumers, klinischer, esthetischer, door de glazen wand ook minder confronterend, minder echt zijn. Meer kunst dan mens. Ja, dat is waar. Waarop ze terecht komt bij de herkenning, de mens die wat ouder wordt en bij zichzelf trekken, botstructuren van de ouders herkent.
Dergelijke fijne connecties maakt Reumers door deze hele ‘verzameling’ heen. Soms voor de hand liggend, maar telkens weer fris neergezet. Ze heeft een sterk associatief vermogen, waarbij niets er met de haren wordt bijgesleept. Terugkomend op de eerste sectie. Het lichaam als gedicht, als archief. Tandvlees, tanden, de huid, littekens, oogbollen. ‘Alles willen zien, maar zelf onzichtbaar zijn.’ Een jeugdherinnering, een reden voor het zwemmen, de bijna vloeibare mens. Het zo’n beetje uittreden uit het lichaam als een overlevingsmechanisme
De eerste zeventig pagina’s zijn van een kracht, van het inzetten van het lichaam, van het lichamelijke, die doet denken aan het werk van Valerie Luiselli, nog meer aan Materiaalmoeheid en Mapping Anna van Marek Šindelka. Reumers brengt en zet zichzelf hier weergaloos in en op de kaart. Een basis voor een originele, opzienbarende roman.
Vlees is een last. Vlees leidt af van de kern, vlees verhult, verdoezelt. Ook bij mensen stoot een teveel aan vlees me vaak af. Net zoals ik houd van uitgebeende taal, houd ik van lichamen waar de botten doorheen schemeren.
Op het ritme en de stijl zijn in De wereld een lichaam in het geheel dan ook niets aan te merken. De stukken over het zwemmen hebben weer iets magisch, de invloed van de buitenwereld op het lichaam. Tussendoor is nog een sectie opgenomen met herkenbare beelden. De Treppenwitz bijvoorbeeld, wanneer je pas veel later, ‘op de trap als het ware’ een sneer adequaat kunt pareren. In dit geval weer teruggeleid naar het lichaam omdat het personage Reumers van haar trap dondert. Het schrijven op zich met een vulpotlood. Het grafiet op papier, een subtielere lijn, eventueel uit te gummen. Het instrument als een bliksemafleider. De verlengstukken van het lichaam. De pijp van haar vader, die met het mondstuk – je ziet zo eigen familieleden voor je – ook van alles aanwees. Reumers gaat een stapje verder. Ziet daarin ook een aanbod wanneer de steel in haar richting wijst.
Reumers schrijft met de cadans van een zwemmer, slag voor slag. Het geheel is doordacht, poëtisch en helder tegelijk. Een fijnzinnig mens aan het woord. Een tussenmens ook in de brede betekenis van het woord. Allereerst als iemand die door haar fascinatie met het zwemmen, een zwemverslaving welhaast, zo’n beetje half in het water en half op het land leeft. Maar daarnaast ook met betrekking tot haar eigen identiteit. Ze voelt zich senang met haar geschoren hoofd. Natuurlijk ook heel praktisch wanneer je, zelf in de wintermaanden, niet even rust neemt met een paar schoolslagen, maar altijd blijft crawlen. Als waterwezen gaat Reumers bijna altijd tot het midden van het meer, daar waar de bodem ver te zoeken is. Ze zoekt hier de grenzen op, gaat er tot haar (matige) schrik ook weleens overheen, met tot gevolg een slaapvoet, die wel negen maanden aan blijkt te houden.
Zwemmen is me overgeven, me durven laten dragen, Vertrouwen op het water en op mezelf. Me laten omhullen. Met mijn lichaam het water doorklieven en tegelijkertijd toestaan dat het in al mijn poriën dringt. Opgaan in de natuur. Strijden tegen de elementen, maar altijd samen met het water.
Pijn die zich als een watertatoeage doet aanvoelen. In de twee secties over zwemmen, over haar waterwezen is Reumers nog meer ‘in haar element’. Een eerlijke analyse van de natuur, van haar natuur, overdag, in alle jaargetijden, bij nacht en letterlijk bij ontij.
Overdag voel ik mijzelf eerder een tussenmens, noch vrouw, noch man, maar het samenspel van maan en water haalt mijn vrouwelijke kant naar boven.
Deze roman in verhalen, vooruit, in essays wordt pakkend afgesloten met een stuk over de schaduw, grondig gedocumenteerd en een artistiek proces waarbij een danser specifieke bewegingen van mensen uitvoert. Uiteraard doneert Reumers ook een aantal van haar persoonlijke gestes. Dat maakt dit boek weer mooi rond. Je hebt het idee dat je de schrijver, de leefwereld, de beweeggronden of in elk geval de schaduw daarvan, door en door leert kennen.
Guus Bauer
Melani Reumers – De wereld een lichaam. Van Oorschot, Amsterdam. 262 blz. € 24,99.