De plaatselijke femme fatale

Er zijn plaatsen waar de tijd nauwelijks vat op heeft. Je gelooft het meteen bij lezing van Het stroomdal van de Beune, zich afspelend op het Franse platteland in de vroege jaren zestig. Je moet dus goed opletten om dat decennium terug te vinden in de door Pierre Michon ongrijpbaar getekende dorpsgemeenschap met de al even moeilijk te duiden figuren. Ja, er is soms even sprake van een ‘hedendaags’ element, maar verder lijkt het dorp Castelnau in de Dordogne losgesneden van de moderne wereld.

Castelnau is een fictief dorp in het stroomdal van de Beune waar plaatselijke types hun kleine levens leiden in een al even beperkt territorium. Onder hen Jean de Visser, die het met de wetten niet zo nauw neemt, keuterboer Jeanjean en kasteleinse Hélène. Er scharrelen ook nog wat onbeduidende achtergrondfiguren rond. Alles is zoals het is en altijd geweest is temidden van de natuur die al eeuwen de levens bepaalt. Met de komst van een jonge dorpsonderwijzer, de verteller in het uit twee delen bestaande verhaal, is dan ook al sprake van een gebeurtenis.

Waar Het stroomdal van de Beune om draait is de seksuele begeerte, die de nieuweling als een donderslag ervaart voor de extravagante sigarettenverkoopster Yvonne. Hij raakt totaal geobsedeerd door haar. Ze is dan ook een, zeker voor die traditionele streken, ongewoon zelfbewuste en wulpse verschijning, ongetwijfeld deels gekleurd door zijn verrukte geest:

(…) ze kwam aanlopen door het bos, door de modder, met haar hoge hakken en haar onberispelijke make-up, haar taille, soms met handschoenen aan, haar handen in de zakken van haar regenjas, haar hoofd hoog, de koningin, en als ze langs me kwam stond ze stil, ze had het over het slechte weer, zei vriendelijk dat ik te veel rookte, ik antwoordde in hetzelfde register, ik tuimelde in haar glimlach, ik wou dat ik de in het dons van haar wang gestuite regendruppel, die aarzelde, die vervloeide, kon bewaren. Het violet van haar wallen verscheurde me, haar parfum in het bos maakte zich groot aan mijn buik.

De als groot stilist bewonderde Pierre Michon schreef het eerste deel van dit boek al in 1996. Het staat nu in volledig herziene vorm voorin als ‘De hengelaars van Castelnau’. Het nieuwe tweede deel, ‘De zagerij van Meillat’, gaat daar vloeiend in over, al even doortrokken van natuurlyriek en seksuele spanning. Michons werk herinnert wel wat aan het vorig jaar ook door Rokus Hofstede vertaalde en bij Van Oorschot uitgekomen Schoonheid op aarde van de Franstalige Zwitser Charles Ferdinand Ramuz (1878-1947). Daarin brengt de komst van een buitenstaander eveneens seksuele spanning met zich mee in een tot dan roerloze, traditionele gemeenschap temidden van mysterieuze, bedwelmende natuur.

Michons tot een roman samenvloeiende verhalen kennen een overvloedige, noem het bourgondische, woordenrijkdom met lange zinnen, waarin de vertelling meandert, maar met een dwingende stroom. Net als de Grande Beune, die stroomt door dunbevolkt gebied, langs grotten met prehistorische wandschilderingen à la Lascaux, waar eenvoudige mensen vissers zijn en hout kappen en bewerken.

Yvonne, die nog een in de ogen van de verliefde onderwijskracht hinderlijk zoontje heeft, vertegenwoordigt het onbereikbare andere leven als de plaatselijke femme fatale, die elke seksuele nood subiet herkent:

Ze wilde de liefde niet bedrijven, ze wilde de liefde plegen.

Naast de heel invoelbaar neergezette dorpssfeer met de benauwende onderlinge verhoudingen in het vaak mistige landschap, bewijst Michon toch in de eerste plaats zijn meesterschap in het vangen van de seksuele obsessie. Die houdt niet alleen de schuchtere verteller en de dorpelingen in haar greep, maar bijvoorbeeld ook enkele door de dichte mist gestrande truckers:

De truckers waren nog eens naar buiten gegaan om tien meter wereld te observeren, ze hadden omhooggekeken, de lange klep had de vier windrichtingen geraadpleegd; ze zeiden dat doorrijden uitgesloten was; daarna verzonken ze in het smalle beekje dat bij hen voor zielenleven doorging – en misschien was het wel helemaal niet zo smal, want ook zij hadden net gezien hoe Yvonne te pronk had gestaan, ook hun was in de wieg de universele gift van de geile fantasieën ten deel gevallen.

Dat dat op zeker moment (‘We hadden ons hartstochtelijk op uitstellen toegelegd’) tot een ontlading zou komen, was te voorzien.

André Keikes

Pierre Michon – Het stroomdal van de Beune. Vertaald door Rokus Hofstede. Van Oorschot, Amsterdam. 144 blz. € 22,50.