Reis door het land van Z

Tussen 1989 en 1991 doorkruiste de Poolse schrijver-journalist Ryszard Kapuscinski de toenmalige, maar al uiteenvallende Sovjet-Unie. In 1993 verscheen het boek dat hij over die reizen schreef en dat terecht al snel een klassieker werd: Imperium – ondergang van een wereldrijk.

Tussen eind 2021 en 8 januari 2023 probeerde Maja Wolny (1976), een succesvolle Poolse auteur die geruime tijd in België woonde, Kapuscinski’s reis nog eens over te doen en te onderzoeken hoe Rusland en al die voormalige sovjet-republieken er dertig jaar later aan toe zijn. Dat heeft geresulteerd in haar boek De trein naar het imperium.

Wolny spreekt Russisch, wat het contact vergemakkelijkt. Maar het is wel Russisch met een Pools accent, wat vervelend kan zijn, want Russen hebben een hekel aan Polen, althans de Polen van nu. In het zuiden en oostelijk van de Oeral kan dat accent gelukkig doorgaan voor Wit-Russisch. Omdat ze zowel de Poolse als de Belgische nationaliteit heeft, kan ze in precaire situaties haar Belgische paspoort tonen, wat een hoop problemen scheelt.

Eind 2022 reist ze naar Sint-Petersburg. Ze kent de stad, maar toch lijkt het alsof die zich verder van het Westen heeft verwijderd. De oorlog tegen Oekraïne, die Russen geen oorlog mogen noemen, maar alleen ‘Speciale Operatie’, is in volle gang. Westerse sancties hebben ertoe geleid dat veel winkels aan de Nevski Prospekt met luxe producten van westerse designmerken gesloten zijn. Maar als ze er mensen naar vraagt, lijkt niemand dat een probleem te vinden. Alomtegenwoordig – boven metro-roltrappen, op reclamezuilen, metershoog op gevels – is de Z. Dat is een militair symbool geworden, gebruikt op materieel dat wordt ingezet tegen Oekraïne, maar ook gebruikt door extreemrechtse groepen in Rusland. (Vandaar dat sommigen spreken van ‘Zwaztika’ – HvdH). Die Z zal Wolny overal gaan zien en in steeds grotere formaten bovendien. In het Oost-Siberische Jakoetsk, 6500 kilometer oostelijk van Moskou, fotografeert ze eentje van vier verdiepingen hoog, op de blinde muur van een flatgebouw.

Kolyma, Irkoetsk, Jakoetsk, Novosibirsk, Moskou, Krasnojarsk, Sint-Petersburg, Tajsjet, de Kaukasische republieken, overal probeert Wolny erachter te komen wat de mensen over de oorlog, pardon: Speciale Operatie tegen Oekraïne weten en wat ze daarvan vinden. Het handjevol mensen dat er zelf over begint, spuit slechts officiële propaganda, aangedikt soms met complottheorieën. De meeste anderen zijn terughoudend, maar als ze, onder vier ogen en er zeker van dat niemand meeluistert, toch iets zeggen blijkt ook dat sterk gekleurd door de staatspropaganda: wat Rusland doet is van puur defensieve aard, noodzakelijk om een dam op te werpen tegen de agressie van Amerika en Amerika’s vazallen. Daar feiten tegenover stellen blijkt zinloos. Feiten? Waarom zouden feiten waar zijn? Ieder zijn eigen feiten, waarheid bestaat niet en wat niet bestaat kan geen geweld worden aangedaan. En dus is het verstandig en niet moreel verwerpelijk om over zulke kwesties te zwijgen. En als dat echt niet kan, te zeggen wat de staat wil dat je zegt. Je kunt er immers toch niets aan doen en waarom dan jezelf in problemen brengen?

Als een donkere wolk hangt de dreiging van mobilisatie boven Rusland en hoe verder Wolny naar het oosten reist, hoe reëler die dreiging lijkt te worden. Intussen proberen tienduizenden jonge mannen uit handen van de recruteringsbureau’s te blijven door te vertrekken naar Centraal-Aziatische en Kaukasische, voormalige sovjet-republieken. In het Georgische Tblisi wordt de komst van duizenden jonge Russen bepaald niet gewaardeerd, omdat die de huren van appartementen en kamers enorm opdrijft.

Kapuscinski beschrijft in Imperium hoe deuren naar de geschiedenis opengaan, die in de Sovjet-Unie gesloten moesten blijven. De geschiedenis van de Goelag, van de Holodomor, de hongersnood in Oekraïne, nota bene het land van de zwarte aarde, die twee en misschien wel drie miljoen mensen het leven kostte, van de gedwongen Tataarse volksverhuizing en van de staatsterreur van de jaren 1930, langzaam maar zeker wordt die kant van geschiedenis bloot gelegd. Maar niet voor lang. Wolny stelt tot haar verbazing vast dat die deuren niet alleen weer ferm door Poetin zijn gesloten, maar ook dat jongere generaties van niks lijken te weten en onverschillig hun schouders ophalen over het verleden: ‘Goelag-dwangarbeiderskampen? Dan zullen het dus wel misdadigers zijn geweest die daar opgesloten zaten.’

Het ontbreken van de wil en/of vermogen tot nationale kritische zelfreflectie is een sterke karaktertrek van de Russische natie, die conclusie is op grond van Wolny’s boek onontkoombaar. Het ontwijken of ontkennen van kwesties van Russische verantwoordelijkheid voor wat voor wandaad van de staat dan ook is algemeen en kan soms absurde vormen aannemen, wat we trouwens al wisten van MH17-ramp: ‘Ten eerste is het niet gebeurd en ten tweede was het niet de schuld van Rusland.’ Hier moet natuurlijk wel bij worden opgemerkt dat de repressie van de staat keihard is, de propaganda overal en dat er altijd wel een buur, kennis, klasgenoot, of collega is die aan denunciëren genoegen beleeft, of er een voordeeltje mee kan behalen.

Rusland is terug bij waar het al zolang was: een naar buiten toe agressieve en naar binnen toe repressieve staat, geleid door nietsontziende autocraten die hun onderdanen knechten en minachten. Natuurlijk kan het anders en beter – opener, democratischer, rechtvaardiger. Maar er zijn niet veel Russen die dat geloven.

Wolny’s boek eindigt nogal abrupt. Hoe dat zit, zal ik hier niet verklappen. Ook al niet omdat Wolny dat hoofdstuk na hoofdstuk, zonder het wat en hoe te noemen, als een onaangename verrassing aankondigt. Misschien heeft ze gepoogd op die manier thrillerachtige spanning in haar relaas in te bouwen. In dat geval kunnen we vaststellen dat die kunstgreep volkomen overbodig is geweest.

Hans van der Heijde

Maja Wolny – De trein naar het imperium. Vertaling Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra. Manteau, Antwerpen. 280 blz. € 23,50.