Kind van het eiland

Nico Dros is vooral bekend door zijn indrukwekkende, met veel prijzen bekroonde historische roman Willem die Madoc maakte uit 2021. Hij was bezig met het voorbereiden van een nieuw, groot boek over de vroege middeleeuwen, toen bij hem darmkanker met uitzaaiingen werd geconstateerd. Een operatie en chemotherapie volgden. ‘Ik voelde Magere Hein aan me snuffelen,’ zei hij in een interview met de Volkskrant. Dros was niet meer in staat tot een omvangrijk werk maar vond afleiding in het optekenen van korte verhalen over het Texel van zijn jeugd die reeds lang in zijn hoofd ronddwaalden. Dros is een kind van het eiland: hij werd in 1956 in Harkebuurt op Texel in een boerengezin geboren en vertrok naar Amsterdam toen hij geschiedenis ging studeren.

Het boek Eiland van gisteren, Verhalen over Texel, is – om het wat oneerbiedig te zeggen – een beetje een samenraapsel van verhalen en beschouwingen geworden. Het eerste deel, ‘Gisteren’, bevat tien veelal wat weemoedige verhalen over Dros’ jeugd op Texel. Soms beschrijft hij personages die op hem lijken, soms schrijft hij in de ik-vorm. De verhalen vertellen over het leven van een scholier die smoorverliefd wordt op een meisje in zijn klas, een jongen die op het wad als bijverdienste pieren steekt en een onhandige knaap die zich de woede van zijn gymleraar op de hals haalt als hij bij een koprol per ongeluk een wind laat. Het gaat over het logeren bij opa en oma als moeder enige tijd in het ziekenhuis ligt en over de angst van zijn moeder dat er na twee zelfdodingen op het eiland zich spoedig een derde geval zal aandienen. ‘Als er eentje de hand aan zichzelf slaat, dan komen er altijd minstens twee achteraan. Die durven dan ook.’ De verhalen geven een met liefde geschreven beeld van een inmiddels vrijwel volledig verdwenen dorpsleven. De jongeren vertrokken naar het vasteland en het eiland wordt vooral ’s zomers overspoeld door toeristen die langs de kust vertier zoeken.

Het tweede deel, ‘Eergisteren’, bevat een aantal bijzondere historische verhalen. Aan de hand van diens dagboek construeert Dros het leven van de doopsgezinde dominee Jacob Dirkz Huizinga, een streng man die maar moeilijk kon omgaan met de eilandbewoners, die hij over het algemeen eigengereid, zelfgenoegzaam en onbehouwen vond. Hij bleef zijn hele ambtsperiode een vreemdeling op het eiland voelen. Mooi is het verhaal over de negentiende-eeuwse volksdichter Frerik van der Vis, die zijn levensverhaal in dichtvorm heeft opgetekend. Van der Vis beschrijft zijn schamele bestaan als visser en vrachtvaarder. Als hij vanwege het stelen van een lading van een schip dat niet meer te redden was, wordt veroordeeld, is hij verrast over de moderniteiten in de gevangenis. Zijn cel in Amsterdam beschikt over stromend water en gaslicht, terwijl hij het thuis moet doen met een waterpomp en een olielamp. Een andere kleurrijk figuur van het eiland is Floris Dekker een ‘tegendraads mysticus van de vooruitgang’ die zich opwierp tot patriarch van de achtergestelde poldergemeenschap.

Bij ‘het relaas over een politieke hersenschim’, een essay over de oermient, vraag ik me af of de schrijver Nico Dros de gelijknamige historicus hier geen poets bakt. Dros beschrijft hoe hij als marxistische student in de jaren zeventig op zoek ging naar de door Marx gepostuleerde oercommune uit de dageraad van de mensheid. Dros en zijn kameraden palaverden nachtenlang over deze oermient, zoals ze die in het Tessels noemden. ‘We hebben deze primitieve commune nimmer kunnen traceren in het labyrint der historie.’ Vele jaren later, zo vertelt Dros, ontdekte hij tijdens het schrijven van een historisch essay de latere gedaante van de primitieve oercommune op zijn geboorte-eiland. Hij doelt hier op de zogenaamde overalweide of Oerol, het oude gewoonterecht van eilandbewoners om het vee overal op het eiland te laten weiden, dat door de opkomst van het particulier landbezit steeds verder werd ingeperkt. Dit oude gewoonterecht had zijn wortels in de levenswijze van groepjes jagers en verzamelaars die geïsoleerd leefden in de afgelegen, barre noordoostelijke kuststrook van ons land. Deze prehistorische mensen leefden in gemeenschap van goederen, waren promiscue en werden door vrouwen geleid. Er is geen enkel bewijs voor het bestaan van dit bijzondere volkje, maar Dros heeft het door ‘retroprojectie’ en ‘historische verbeeldingskracht’ aan de Nederlandse geschiedenis toegevoegd.

Het boek eindigt met een aandoenlijke beschouwing over het Texelse dialect, dat helaas niet lang meer zal voortleven. ‘De jonge generaties koeterwalen liever in een mengeling van Poldernederlands en Engels.’ Dros geeft een bloemlezing van enkele gedichten in het Tessels, onder meer van eigen hand. In plaats van deze gedichten te lezen is het aardiger het filmpje op YouTube te zien waarin Dros de gedichten zelf voordraagt. De video is via een QR-code in het boek te vinden.

Al met al is Eiland van gisteren een wat onevenwichtige bundel met hier en daar wat prachtige parels. Het is te hopen voor Dros zelf en voor zijn lezers dat hij spoedig weer in staat is zich te wijden aan zijn andere grote literaire projecten, die beklijven toch meer.

Aart Aarsbergen

Nico Dros – Eiland van gisteren. Verhalen over Texel. Van Oorschot, Amsterdam. 176 blz. € 21,50.