Uit de goot

De bendeoorlogen in Zweden waren de laatste tijd in het nieuws. Tragisch voor jongeren die daar betrokken in raken, bedreigend voor de steden waar ze plaatsvinden. Het boek Ben je verdrietig als ik doodga? van Nicolas Lunabba, vertaald door Jasper Popma, sluit daar naadloos bij aan. Een indringend verhaal dat de lezer laat zien en voelen hoe moeilijk het voor jongeren is om te ontsnappen aan hun omgeving en hoe belangrijk het is dat jongerenwerkers wél vertrouwen hebben in de jeugd aan de rand van de samenleving.

Nicolas Lunabba, in het verhaal Nick, heeft zelf geen fijne jeugd gehad. Toen hij 19 was overleed zijn moeder, de enige die voor hem zorgde. Hij moest het huis uit omdat hij de huur niet kon betalen, er was niemand die hem opving. Hij wist niets van opvanghuizen of wachtlijsten voor huurwoningen en met een matras vertrok hij naar zijn oude school en sliep in een van de lokalen. Uiteindelijk lukt het hem een appartement en een baan te krijgen, hij doet mee met de maatschappij.

Het was een lange en harde leerschool. Daarom kan hij zich zo goed verplaatsen in Elijah, een jongen die plotseling bij hem voor de deur staat omdat hij niet meer thuis wil slapen. Ze kennen elkaar, uit het buurtcentrum waar Nick basketbaltrainingen geeft. Hij snapt Elijah en gelooft in hem. Maar een vertrouwensband ontstaat niet van de ene op de andere dag. Daar gaat een heel proces aan vooraf. Gesprekken voeren, samen sporten, verwachtingen uitspreken, afspraken nakomen. Langzaam weten ze wat ze aan elkaar hebben.

De stijl van Lunabba is direct, geen mooischrijverij en lange beschrijvingen. Nick spreekt Elijah steeds aan met ‘jij’ alsof het een brief is, een verantwoording en uitleg voor zijn keuze om de jongen te helpen.

Tegen mijn vrienden zou ik zeggen dat het besluit om voor je te zorgen heel diep vanbinnen zat. Dat ik je met veel tegenzin bij me heb laten intrekken, waarbij ik mezelf heb moeten wegcijferen. Mijn vrienden zouden onder de indruk zijn, zeggen dat ik een goed mens ben. Dat er meer mensen zoals ik zouden moeten zijn, dat het een grootmoedige daad is.

In de alinea’s daarop laat Nick juist zijn frustraties zien, zijn tekortkomingen, zijn angst de jongen kwijt te raken, door een moord, door op het verkeerde moment op de verkeerde plek te zijn. Maar hij beschrijft ook de ruzies omdat Elijah anders is dan hij en vooral omdat hij ineens een puber in huis heeft waar hij niet altijd mee uit de voeten kan.

Nick vindt troost in boeken, in de parallelle geschreven wereld. Toen hij jong was kwam hij via zijn broer in contact met hiphop, het werd zijn toegangspoort tot de literatuur. Rappers brachten hem op het pad van beroemde schrijvers en hij ontdekte hoe belangrijk literatuur kan zijn. Een van zijn favoriete Zweedse auteurs is Dagerman. ‘Hij is een huisgod. De onovertroffen meester van de Zweedse literatuur. Hij liet het vlies tussen leven en literatuur barsten, formuleerde met een onmiddellijke aanwezigheid, schreef op leven en dood.’ Later in het boek somt Nick een hele rij namen op van schrijvers ‘die de diepte boden die ik miste.’

Volgens Nick is de oorzaak van alle ongelijkheid het onuitwisbare racisme dat diep in de Zweedse maatschappij verankerd zit. Kom je uit een verkeerd milieu, dan hoor je er niet bij. Hoe je je best ook doet, zonder dat anderen in je geloven of vertrouwen in je hebben, is het ondoenlijk op de sociale lader te stijgen. Elijah wil profbasketballer worden. Uit de goot naar het hoogst haalbare. Nick gelooft in hem, wil hem helpen, maar moet hem vooral ook duidelijk maken dat het leven vol tegenslagen zit, zeker voor jongens zoals Elijah.

Het boek zal de meeste lezers uit hun comfortabele leventje trekken en laten zien dat die andere wereld, waarover je wel eens leest in de krant, er echt is. En dat die keihard is, en oneerlijk. En dat er gelukkig mensen zijn zoals Nick, die zich om die andere wereld bekommeren.

Arjen van Meijgaard

Nicolas Lunabba – Ben je verdrietig als ik doodga? Vertaald door Jasper Popma. De Geus, Amsterdam. 320 blz. € 24,99.